Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2027/GA en 16/2261/GA, 15 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:15-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2027/GA en 16/2261/GA

betreft: [klager] datum: 15 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. M. van Dam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen twee uitspraken van 6 juni 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 november 2016, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en de heer [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught.
Klagers raadsman, mr. M. van Dam, is niet ter zitting verschenen.

Op 29 november 2016 en 5 december 2016 zijn aanvullingen op de beroepen van klager ontvangen. Een afschrift hiervan is naar de directeur doorgestuurd. Deze aanvullingen zijn na de behandeling van de beroepen op de zitting toegestuurd door klager. De
beroepscommissie zal geen acht slaan op deze stukken.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
16/2027/GA
a. (klachtnummer VU-2016-1028) Een ordemaatregel van acht dagen uitsluiting van deelname aan activiteiten (individueel programma) in verband met klagers gedrag op de afdeling.
16/2261/GA
b. (klachtnummer VU-2016-1029) Dezelfde ordemaatregel als onder a.

De beklagcommissie heeft het beklag onder a ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag onder b op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft de beroepen als volgt toegelicht.
Klager verbleef destijds op unit 4, het PPC. Hij heeft medegedetineerde A. niet laten struikelen. Het ging als volgt. A. liep voor klager op de trap. Medegedetineerde L. liep naast klager. Klagers knie stootte tegen de hiel van A. Die draaide zich
vervolgens om en vroeg wat er gebeurde. Klager heeft toen zijn excuses aangeboden, maar A. bleef doorpraten. L. kwam vervolgens voor klager op. Het verhaal is een eigen leven gaan leiden want er is afwisselend sprake van bijna laten struikelen en
(meermalen) laten struikelen. Klager is 8 mei 2016 om 16:30 uur ingesloten. De volgende dag kwam de directeur hem pas om 16:00 uur horen. Daarmee is de maximale termijn van het bewaardersarrest, dat hooguit 15 uren mag duren, overschreden. De directeur
heeft op 9 mei 2016 alleen het traplopen met klager besproken en de andere gronden niet, terwijl ze wel in de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel staan. Dat betreft bijvoorbeeld de waarschuwing bij de sport. Horen voordat een beslissing wordt
genomen is verplicht. Klager heeft zich niet kunnen verdedigen. Klager heeft de naam van bewaarder R. gevraagd aan medegedetineerde L, die het niet wist. Klager wilde bewaarder R. laten dagvaarden. Met testen en het leven zuur maken bedoelde klager dat
bewaarder R. zich voor de rechter moest verantwoorden in verband met meineed.
Klager twijfelt aan de geldigheid van de dagrapportages. Het incident vond plaats op 8 mei 2016, maar er zijn ook rapportages van 9 mei 2016. De andere feiten waarvoor klager de ordemaatregel is opgelegd, staan niet in de dagrapportages genoemd en
hadden al weken daarvoor plaatsgevonden.

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd.
De gebeurtenis moet gezien worden in een bepaalde context. In het PPC verblijven kwetsbare personen. Klager kwam vanuit de TA van De Schie. Hij is steviger en vaardiger dan de medegedetineerden in het PPC en dat gaf een bepaalde dynamiek. Klager lette
erg op rechtvaardigheid en stimuleerde medegedetineerden bij voorbeeld om in beklag te gaan. De directeur heeft klager hier een aantal keren over gesproken, maar het was niet mogelijk om klager aan te spreken op zijn eigen gedrag. Het lag altijd aan
iemand anders. De directeur heeft klager duidelijk gemaakt dat hij zich niet met anderen moest bemoeien omdat dat tot spanning bij hen kon leiden.
De directeur kan niet verklaren waarom klager pas de volgende dag is gehoord. Een reden kan zijn dat hij een half uur voor insluitingstijd is ingesloten. Het horen zelf is misschien wat kort geweest. Daarvoor waren echter al gesprekken met klager
gevoerd over zijn gedrag.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende geïnformeerd om op het beroep te beslissen.

Met betrekking tot b.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van a.
In artikel 23 van de Pbw is het volgende bepaald. De directeur kan een gedetineerde uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten:
a. indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is;
b. indien dit ter bescherming van de betrokken gedetineerde noodzakelijk is;
c. in geval van ziekmelding of ziekte van de betrokken gedetineerde;
d. indien de gedetineerde hierom verzoekt en de directeur dit verzoek redelijk en uitvoerbaar oordeelt.
2 De uitsluiting ingevolge het eerste lid, onder a of b, duurt ten hoogste twee weken. De directeur kan deze uitsluiting telkens voor ten hoogste twee weken verlengen, indien hij tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak tot uitsluiting nog bestaat.
3 Indien onverwijlde tenuitvoerlegging van de uitsluiting, bedoeld in het eerste lid, onder a of b, geboden is, kan een ambtenaar of medewerker de maatregel, bedoeld in het eerste lid, voor een periode van ten hoogste vijftien uren treffen.

De beroepscommissie stelt op grond van het verslag van 8 mei 2016 vast dat klager is ingesloten op 8 mei 2016 om 16:35 uur. Uit de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel blijkt dat de ordemaatregel is opgelegd op 9 mei 2016 ingaande om 16:00
uur.
Dit betekent dat de maximale duur van het bewaardersarrest, zoals bedoeld in artikel 23, derde lid, van de Pbw, ruimschoots is overschreden. Het beroep is derhalve gegrond.
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager van na te noemen hoogte.
De ordemaatregel acht de beroepscommissie, gelet op het beschreven gedrag van klager op de afdeling in de voorafgaande periode, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet onredelijk of onbillijk. Met betrekking tot de rapportages is de
beroepscommissie niet gebleken van valsheid in geschrifte. Het is duidelijk dat het incident op de trap op 8 mei 2016 heeft plaatsgevonden en dat de rapportages gedateerd op 9 mei 2016 betrekking hebben op het incident op 8 mei 2016. Dit leidt tot de
volgende uitspraak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van b ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 7,50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds en mr. W. F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 15 december 2016

secretaris voorzitter

Naar boven