nummer: 16/1572/GA
betreft: [klager] datum: 16 december 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 29 april 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Ter Peel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 28 oktober 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn klagers raadsman mr. J.W.E. Luiten en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Ter Peel, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen wegens een positieve uitslag op cocaïne bij een urinecontrole, hetgeen tegen de regels en
afspraken van de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) is.
De beklagcommissie heeft het beklag formeel gegrond en materieel ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt –zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is van mening dat de directeur geen ordemaatregel op had mogen leggen. Hij bestrijdt de bewuste inname van harddrugs. Hij
heeft een alternatief scenario voor de positieve score. Zijn ontkennende houding is niet meegewogen bij de oplegging van de ordemaatregel. Klager vermoedt dat de positieve uitslag is veroorzaakt doordat hij tijdens zijn verloven in een bloemenwinkel
heeft gewerkt en daarbij veel contant geld in handen heeft gehad. Het ging niet om één bankbiljet, maar een hele stapel. Klager denkt dat hij door het bevochtigen van zijn vingers bij het tellen van het geld mogelijk onbedoeld cocaïne afkomstig van het
geld binnen heeft gekregen. Een positieve uitslag betekent niet altijd dat de desbetreffende gedetineerde ook drugs heeft gebruikt. Klager slikt bijvoorbeeld ook paracetamol met codeïne. In afwachting van de resultaten van de urinecontrole heeft klager
verlof genoten en zich niet aan zijn detentie onttrokken. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager had een positieve score op cocaïne van meer dan 380 ng/ml. Een dergelijke score kan niet worden veroorzaakt door
cocaïne afkomstig van een bankbiljet. Omdat klager vanuit de z.b.b.i. mogelijk zou worden teruggeplaatst naar een normaal beveiligde inrichting heeft de directeur aan klager een ordemaatregel opgelegd. Paracetamol met codeïne wordt in de inrichting ook
gezien als harddrugs als dit niet is voorgeschreven.
3. De beoordeling
Het beroep van klager is gericht tegen de materiële ongegrondverklaring van het beklag.
Niet in geschil is dat klager bij een urinecontrole van 16 november 2016 een positieve score had op cocaïne van 390 ng / ml. Bij het herhalingsonderzoek van 20 november 2016 had klager een positieve score van 386 ng / ml op cocaïne. Blijkens de
schriftelijke mededeling van 23 november 2016 vormt de grondslag voor oplegging van de ordemaatregel de positieve score op cocaïne en het daarmee handelen in strijd met de regels en afspraken van de z.b.b.i.
De beroepscommissie overweegt als volgt. Klagers verklaring dat de positieve uitslag mogelijk het gevolg is van een grote hoeveelheid bankbiljetten die hij heeft geteld tijdens zijn werk in een bloemenwinkel acht de beroepscommissie niet plausibel. Nu
naar het oordeel van de beroepscommissie het gebruik van cocaïne kan worden aangemerkt als het begaan van een feit dat onverenigbaar is met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming
als bedoeld in artikel 50, eerste lid, Pbw, had de directeur een disciplinaire straf aan klager dienen op te leggen in plaats van een ordemaatregel. Voor zover de directeur in beroep heeft aangevoerd dat de omstandigheid dat klager mogelijk zou worden
teruggeplaatst in een normaal beveiligde inrichting de reden heeft gevormd voor oplegging van de ordemaatregel, is dit niet in de schriftelijke mededeling vermeld. Gelet op het voorgaande zal het beroep dan ook gegrond worden verklaard, zal de
uitspraak
van de beklagcommissie in zoverre worden vernietigd en zal het beklag alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager nu het gebruik van cocaïne voldoende is komen vast te
staan.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. A.G. Coumans en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 16 december 2016
secretaris voorzitter