nummer: 16/942/GA
betreft: [klager] datum: 16 december 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 9 maart 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Ter Peel te Sevenum,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 28 oktober 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn klagers raadsman mr. M. de Reus en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Ter Peel, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing tot terugplaatsing van klager in het basisprogramma.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In de bestreden beslissing is geen keuze gemaakt of sprake is van ‘rood’ of ‘oranje’ gedrag. Reeds hierom zou het beroep
gegrond
verklaard moeten worden. Voorts volgt uit de bestreden beslissing niet welk structureel gedrag van klager is afgezet tegen het rode of oranje gedrag. Ook heeft de beklagrechter ten onrechte overwogen dat klager in een zeer beperkt beveiligde inrichting
verbleef en de beslissing tot degradatie geen rechtsgevolgen heeft gehad voor klager. Klager nam deel aan een penitentiair programma. Hij is door de selectiefunctionaris teruggeplaatst in een normaal beveiligde inrichting. De beslissing heeft wel
degelijk rechtsgevolgen voor klager gehad, omdat hij, indien hij niet was gedegradeerd, aan het plusprogramma had kunnen deelnemen. Klagers raadsman meent dat klager na zes weken weer in het plusprogramma is geplaatst.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht. De directeur vindt dat klager gelijk heeft. Een beslissing tot degradatie dient goed onderbouwd te worden. Ook moet
een keuze worden gemaakt tussen ‘rood’ en ‘oranje’ gedrag. Iedere zes weken worden gedetineerden besproken in het Multi Disciplinair Overleg.
3. De beoordeling
Onder verwijzing naar eerdere jurisprudentie van de beroepscommissie zoals onder meer RSJ 16 maart 2015, 14/3222/GA, dient de directeur voorafgaande aan een beslissing over degradatie een belangenafweging te maken. Bij die belangenafweging dient de
directeur het ‘oranje gedrag’ dan wel het ‘rode gedrag’ van de gedetineerde af te zetten tegen het structurele gedrag, waaronder al het ‘groene gedrag’, van de gedetineerde. Uit deze belangenafweging dient duidelijk te blijken waarom het ‘oranje
gedrag’
dan wel ‘rode gedrag’ van de gedetineerde, bezien in het licht van het uitgangspunt van het DBT dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun re-integratie, dient te leiden tot degradatie. Deze belangenafweging dient, vanwege de
ingrijpende gevolgen van die beslissing voor de gedetineerde, maar ook vanwege de toetsbaarheid van de beslissing achteraf door de beklag- en beroepscommissie, inzichtelijk te zijn en schriftelijk te worden vastgelegd.
Uit het voorliggende degradatiebesluit van 16 april 2015 blijkt dat de directeur heeft besloten tot terugplaatsing van klager, omdat klager – kort gezegd – de regels en afspraken van het penitentiair programma heeft overtreden. Niet is gebleken dat de
directeur voorafgaande aan de degradatiebeslissing een belangenafweging heeft gemaakt. In het degradatiebesluit wordt enkel het negatieve gedrag van klager beschreven, terwijl het structurele gedrag, waaronder het positieve gedrag, van klager niet is
vermeld. Daarnaast is door de directeur geen keuze gemaakt tussen ‘oranje’ en ‘rood’ gedrag. Gelet hierop is de bestreden beslissing onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen.
Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen
worden, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. Nu uiterlijk zes weken na degradatie wordt bezien of een gedetineerde weer kan promoveren en nu tegen het niet promoveren na zes weken beklag kan worden
ingesteld, zal de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 30,= (zes weken x € 5,=).
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. A.G. Coumans en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 16 december 2016
secretaris voorzitter