Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1519/GA, 16 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:16-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1519/GA

betreft: [klager] datum: 16 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Ter Peel te Sevenum,

gericht tegen een uitspraak van 29 april 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 oktober 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn klagers raadsman mr. M. de Reus en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Ter Peel, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, welke extern ten uitvoer is gelegd in de locatie Roermond.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard voor wat betreft de termijn van de opgelegde ordemaatregel en voor het overige ongegrond, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Ter Peel en de maximale termijn dat hij
daar kon verblijven liep ten einde. Omdat klager niet langer beschikte over een goedgekeurd verlofadres, kon hij niet deelnemen aan een penitentiair programma (p.p.). De directeur heeft klager ter herselectie aangeboden bij de selectiefunctionaris. De
ordemaatregel is aan klager opgelegd om te voorkomen dat hij zou vluchten. De directeur is het niet eens met de overweging van de beklagrechter dat de duur van de opgelegde ordemaatregel niet gerechtvaardigd zou zijn. Een ordemaatregel is nooit
definitief in duur bepaald en wordt opgelegd voor de tijd dat de gronden voor oplegging voortduren. Een ordemaatregel kan worden opgelegd voor maximaal veertien dagen en dient te worden beëindigd indien deze niet meer strikt noodzakelijk is. Op het
moment dat de directeur de selectiefunctionaris moest vragen klager terug te plaatsen, is sprake van een nieuwe, andere situatie. Het is voor de directeur in een dergelijk geval belangrijk de gedetineerde goed in beeld te houden, maar dit kan in een
z.b.b.i. niet. In dit soort gevallen wordt daarom altijd een ordemaatregel opgelegd. De beklagrechter en de beroepscommissie mogen de duur van een maatregel slechts marginaal toetsen. De directeur verwijst daartoe naar RSJ 12 oktober 2016, 16/1895/GA.
In het geval van klager heeft de ordemaatregel drie dagen geduurd. Het klopt op zichzelf dat klager goed met vrijheden kon omgaan. Anders verbleef hij niet in een z.b.b.i.

Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is van mening dat de uitspraak van de beklagrechter dient te worden bevestigd. Klagers gedrag was louter positief. Hij
ging goed met vrijheden om. De enige reden waarom hij vanuit de z.b.b.i. niet kon doorstromen naar een p.p. was omdat hij geen aanvaardbaar verlofadres had. Klager vraagt zich af waarom de beslissing van de selectiefunctionaris niet kon worden
afgewacht.

3. De beoordeling
Klager heeft geen beroep ingesteld tegen de uitspraak van de beklagrechter (voor zover daarbij het beklag ongegrond is verklaard). Het beroep van de directeur kan alleen gericht zijn tegen de uitspraak van de beklagrechter voor zover daarbij het beklag
gegrond is verklaard. Gelet hierop is dan ook alleen de duur van de opgelegde maatregel, en niet de oplegging daarvan, in beroep aan de orde.

De directeur is op grond van artikel 24, eerste lid, van de Pbw bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid, van de Pbw. De afzondering duurt ten hoogste twee weken.
In het geval van klager is een ordemaatregel opgelegd voor veertien dagen en is de ordemaatregel na drie dagen beëindigd. De beklagrechter heeft overwogen dat de directeur had dienen te volstaan met oplegging van een ordemaatregel van maximaal vijf
werkdagen. Uit de memorie van toelichting op de Pbw volgt dat: “[...] Afzondering is te onderscheiden van oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een (straf)cel. Zij is een ordemaatregel die duurt voor zolang zij noodzakelijk is en dient
te worden beëindigd zodra dit mogelijk en verantwoord is.[...]”. Nu een ordemaatregel niet – zoals een disciplinaire straf – ten uitvoer wordt gelegd voor de duur waarvoor hij is opgelegd, maar tussentijds wordt getoetst of voortduring noodzakelijk is,
acht de beroepscommissie de beslissing van de directeur een ordemaatregel op te leggen voor de duur van veertien dagen niet onredelijk of onbillijk. Hierbij is in aanmerking genomen dat de directeur de voortduring van de ordemaatregel heeft getoetst en
deze na drie dagen heeft beëindigd, waarbij niet is gebleken dat de ordemaatregel langer heeft geduurd dan noodzakelijk was. Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd.
Het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. A.G. Coumans en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 16 december 2016

secretaris voorzitt er

Naar boven