Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1930/GA, 13 januari 2003, beroep
Uitspraakdatum:13-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1930/GA

betreft: [klager] datum: 13 januari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 september 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 16 september 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 december 2002, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, en de heer [...], unit-directeur bij voormelde p.i.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens het
vertonen van fysiek agressief gedrag, het beschadigen van rijkseigendom,
bedreiging van een medegedetineerde, alsmede het feit dat het klagers vierde
verslag was, waarvan het derde voor bedreigen en/of agressief gedrag; en
b. een schaderapport van € 30,-, in verband met een beschadigde halter.

De beklagcommissie heeft het beklag onder a ongegrond verklaard en klager ten aanzien van het beklag onder b niet-ontvankelijk verklaard, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager weet dat hij niet goed bezig is geweest. Die andere gedetineerde was echter de aanleiding voor het hele voorval. Op het moment dat het incident plaats vond was er in de fitnessruimte geen toezicht door een penitentiairinrichtingswerker. Indien er wel toezicht zou zijn geweest was dit allemaal niet gebeurd. Wat klager met name stoort is dat die andere gedetineerde, die de aanleiding was van het incident, niet is bestraft. Overigens had hetpersoneel moeten voorzien dat iets dergelijks zou kunnen gebeuren. Zij kennen klager en weten hoe hij in elkaar zit. Klager is in de inrichting eerder betrokken geweest bij een vechtpartij. Hij verblijft als TBS-passant in Vught.Hij weet nog niet wanneer hij in een TBS-kliniek geplaatst zal worden. Indien het personeel toezicht zou hebben gehouden, zou er niets gebeurd zijn. Dan zou die halter ook niet vernield zijn. Klager is het daarom ook niet eens metde schaderegeling. Het gaat momenteel beter met klager. Hij gebruikt geen medicatie maar is desondanks vrij rustig. Klager blijft bij zijn mening dat niet hij de (hoofd)fout heeft gemaakt. Hij is zich dat pas later gaan realiseren.Daarom is hij het achteraf ook niet eens met de schaderegeling.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Door het personeel is waargenomen dat klager achter een medegedetineerde aan liep met een hoog geheven halter. Die medegedetineerde had op dat moment een bebloed gezicht. De directeur heeft bij de afhandeling van het daaromtrentopgemaakte verslag geoordeeld dat klager gestraft diende te worden voor dit feit. Klager had immers daadwerkelijk fysiek geweld gebruikt. Het voorval speelde tijdens een situatie waarbij de gedetineerden individueel sporten. Klagerheeft de vernielde halter betaald.

3. De beoordeling
Hoewel de beroepscommissie van oordeel is, dat de inrichting in deze een ongewenst veiligheidsrisico heeft genomen, kan dat evenwel niet afdoen aan klagers eigen verantwoordelijkheid voor zijn daden en dus niet leiden tot eengegrondverklaring van het beklag. Hetgeen in beroep naar voren is gebracht kan daarom – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep moet daaromongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. H.B. Greven, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 januari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven