Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3167/TA en 16/3453/TA t/m 16/3456/TA, 20 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:20-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3167/TA en 16/3453/TA t/m 16/3456/TA

betreft: [klager] datum: 20 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de uitspraken van 29 augustus 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 november 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager en namens het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag, [...], juridisch medewerker. Ondanks een oproeping aan haar adres is de raadsvrouwe,
mr. A.P.M.A. Laeyendecker zonder aankondiging niet verschenen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de beslissing d.d. 19 december 2014 tot plaatsing van klager op de afdeling voor zeer intensieve zorg (Me 2014-308);
b. de beslissing d.d. 19 december 2014 tot plaatsing van klager in afzondering (Me 2014-309);
c. het niet terugstorten van het in november en december 2014 inbeslaggenomen geld en de vermissing op 3 februari 2015 van klagers geld uit het kantoor van de afdeling (Me 2015-54);
d. het niet kunnen werken op de ZISZ-afdeling en de vergoeding die klager ontvangt (Me 2015-55);
e. het door de week niet mogen ontvangen van bezoek en het niet mogen uitvoeren van kleding en spullen (Me 2015-56);
f. de voortduring van de afzonderingsmaatregel c.q. het afdelingsarrest op 9 januari 2015 (Me 2015-57);
g. de beslissing d.d. 6 februari 2015 tot verlenging van de maatregel van afdelingsarrest (Me 2015-68);
h. de beslissing d.d. 12 februari 2015 tot oplegging van afdelingsarrest (Me 2015-69);
i. het van werken uitsluiten van klager (Me 2015-39);
j. het continu fouilleren van klager en zijn bezoek na het bezoek (Me 2015-40);
k. de plaatsing van klager op de ZISZ-afdeling (Me 2015-41);
l. het ontzeggen van bezoek aan klager (Me 2015-42);
m. het continu voorschotelen van rundvlees, terwijl klager dat vanwege zijn geloof niet eet (Me 2015-43);
n. het pas vlak voor de verlengingszitting overhandigen van stukken (Me 2015-44);
o. de plaatsing van klager in een niet goed schoongemaakte kamer (Me 2015-45);
p. het niet goed uitleg geven aan klager waarom hij zo wordt behandeld (Me 2015-46 en 47);
q. het niet toelaten dat klager voor zichzelf kookt (Me 015-48);
r. de onbekendheid bij het personeel over het toelaten dat klager een bedrag van € 50,= in zijn verblijfsruimte mag hebben (Me 2015-49);
s. het verzoek dat de inspectie voor de volksgezondheid eens onaangekondigd een bezoek aan de inrichting moet brengen (Me 2015-50);
t. de algehele beperking van klagers bewegingsvrijheid , terwijl hij geen enkel gevaar voor zijn omgeving vormt (Me 2015-51);
u. de zorgethiek die de inrichting uitdraagt (Me 2015-52);
v. het uitoefenen van toezicht op het bezoek (Me 2015-70).

De beklagrechter heeft het beklag voor wat betreft onderdeel c gegrond verklaard voor zover dit beklag betrekking heeft op de vermissing op 3 februari 2015 van klagers geld uit het kantoor van de afdeling, het beklag wat betreft onderdeel g gegrond
verklaard met een tegemoetkoming van € 20,= en inhoudelijk ongegrond verklaard, klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel j van het beklag voor zover dit beklag betrekking heeft op het fouilleren van het bezoek en het beklag voor zover dit
betrekking heeft op het fouilleren van klager ongegrond verklaard, klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel p van het beklag en deels als reeds afgedaan beschouwd, het beklag wat betreft de onderdelen a, b, d, e, h, l, o en v ongegrond
verklaard,
klager niet-ontvankelijk verklaard in de onderdelen c (voor zover betrekking hebbend op het niet terugstorten van het in november en december 2014 inbeslaggenomen geld), f, i, k, m, n, q, r en t van zijn beklag en de beklagonderdelen s en u als
afgedaan
beschouwd, op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft - zakelijk weergegeven - in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager meent dat zijn klacht over het niet mogen werken en het niet betaald krijgen niet is bekeken. Indien klager geld bestelt
wordt dit door de sociotherapeut uitgereikt. Klager dient hiervoor een formulier te ondertekenen. Klager geeft toe dat bij een kamercontrole drugs zijn gevonden. Klager blowde om de pijn een beetje te verzachten. Toch is hij bewust met blowen gestopt.
Klager mag niet met verlof, terwijl andere patiënten die ook blowden wel met verlof mochten gaan.
Klager heeft geen documenten gezien over het geld dat in beslag is genomen. Klager mocht sinds zijn verblijf op de ZISZ-afdeling niet naar de arbeid. Ook mocht hij niet vanuit zijn cel werken. Klager heeft niet een volledig uur bezoek per week
ontvangen. Als voorbeeld noemt hij dat als zijn bezoek een half uur te laat arriveerde, zij niet een half uur langer mocht blijven. Ook mocht klager zijn goederen niet uitvoeren. De boodschappen van klager lagen in een aparte ruimte waar alleen
sociotherapie toegang tot had. Er zijn goederen ontvreemd. Wat betreft beklagonderdeel h. geeft klager toe dat hij de urinecontrole heeft geweigerd. Hij wil hier in beroep ook niet over klagen. Klager begrijpt niet waarom ook het bezoek wordt
gefouilleerd. Het bezoek vindt onder toezicht plaats en er kan dus niets worden overhandigd. Klager heeft bij binnenkomst in de inrichting aangegeven dat hij van hindoestaanse afkomst is en dus geen rundvlees mag hebben.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op klagers kamer is meermalen contrabande aangetroffen (drugs en geld), ondanks een aan klager opgelegd afdelingsarrest.
Uiteindelijk is besloten klager over te plaatsen naar de ZISZ-afdeling. Klager heeft van 19 december 2014 tot aan zijn overplaatsing naar FPC De Rooyse Wissel op 21 juli 2015 op de ZISZ-afdeling verbleven.
Uit de rapportages is op te maken hoeveel geld van klager in beslag is genomen. Dit geld is aan klager overgemaakt. Aan klager werd aangepast werk aangeboden, maar klager weigerde dit. Een verpleegde heeft geen recht op arbeid. Voor het bezoek geldt op
de ZISZ-afdeling een strakke planning. Het is daarom lastig voor iemand die te laat op het bezoek arriveert de bezoektijd te verlengen. Klager kan zijn goederen uitvoeren op de reguliere wijze via de pakketdienst van de inrichting. Klager heeft nooit
aangegeven dat hij geen rundvlees mag hebben.

3. De beoordeling
a. en b.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. De beroepscommissie stelt vast dat klager regelmatig op het gebruik van drugs is betrapt. Ter zitting van
de
beroepscommissie heeft klager dit gebruik ook erkend. Ook stelt de beroepscommissie vast dat meermalen tijdens kamercontroles bij klager drugs en grote sommen geld zijn aangetroffen. Ondanks behandelinhoudelijke interventies leek klager de handel in
drugs voort te zetten. Gelet hierop heeft het hoofd van inrichting zich op het standpunt kunnen stellen dat ter handhaving van de orde en veiligheid overplaatsing naar de meer gestructureerde omgeving van een afdeling voor intensieve zorg en daaraan
gekoppeld een maatregel van afzondering noodzakelijk was. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard

c.
Ter zitting van de beroepscommissie is door het hoofd van de inrichting gesteld dat het inbeslaggenomen geld inmiddels is teruggestort. Daartoe is een betalingsoverzicht bij de stukken gevoegd, waaruit blijkt dat op 5 maart 2015 een bedrag van € 471,90
en een bedrag van € 849,00 op klagers spaarrekening is gestort. Naar het oordeel van de beroepscommissie is daarmee het belang aan het beroep komen te ontvallen. Klager zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk in zijn beroep worden verklaard.

d. en e.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Wat betreft het niet mogen uitvoeren van kleding en overige spullen is gebleken dat klager zijn goederen
via de pakketdienst van de inrichting kan uitvoeren. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard

f.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het te laat ingestelde beklag heeft beslist. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

g.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter, wat er overigens zij van het daar gemaakte onderscheid tussen vormvoorschriften en de inhoud van het
beklag.
Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard

h.
Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager verklaard in beroep niet over de maatregel van afdelingsarrest van 12 februari 2015 te willen klagen. Hij geeft toe dat hij de urinecontrole heeft geweigerd. Dit onderdeel van het beroep zal als
ingetrokken worden beschouwd.

i, j, k, l, m, n, o, q, r, t en v.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

p, s en u.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter, met dien verstande dat daar waar de beklagrechter tot het oordeel komt dat de klacht is afgedaan, deze zo
moet worden gelezen dat klager niet-ontvankelijk in zijn beklag wordt verklaard. Op grond van artikel 66, eerste lid, van de Bvt strekt de uitspraak van de beklagrechter tot gehele of gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring, ongegrondverklaring of
gegrondverklaring van het beklag. Indien de klacht is afgedaan komt het belang aan het beklag te ontvallen. In dat geval is klager niet-ontvankelijk in zijn beklag. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in onderdeel c van zijn beroep.
Zij verklaart het beroep, met uitzondering van beklagonderdeel h dat als ingetrokken wordt beschouwd, voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagrechter, met verbetering van de gronden voor wat betreft de beklagonderdelen p, s
en
u.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 20 december 2016

secretaris voorzitter

Naar boven