Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2618/TA, 9 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:09-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2618/TA

betreft: [klager] datum: 9 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.W.J.C. van Peer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 juli 2016 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 november 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is namens het hoofd van FPC De Rooyse Wissel, [...] gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik
gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. De raadsvrouw van klager, mr. E. Kattestaart, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de (duur van de) maatregel van afzondering d.d. 2 december 2015

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De klacht richt zich tegen de afzonderingsmaatregel en de duur daarvan. De afzondering duurde tot 22 december 2015. Op 13 december 2015 kon een
gesprek
met klager gevoerd worden. In de dagen hierna was vooruitgang zichtbaar. Het enkele feit dat klager op 14 december 2015 of kort daarna nog niet wilde terugkeren naar de afdeling neemt niet weg dat hij zich wellicht verder wel aan de gestelde
voorwaarden hield. Daarom kan niet worden uitgesloten dat klager eerder dan 22 december 2015 aan de gestelde voorwaarden voldeed en teruggeplaatst had kunnen worden naar zijn eigen kamer. De inrichting heeft na 13 december 2015 niet nauwkeurig genoeg
gerapporteerd. De conclusie dat klager in de gehele periode van 14 tot en met 22 december 2015 niet heeft meegewerkt is te kort door de bocht. Afzondering is een zeer vergaande maatregel. Gelet op de duur van de afzondering van drie weken is
zorgvuldigheid geboden en dient continu te worden nagegaan of een minder vergaande maatregel kan worden ingezet. Klager is op 22 december 2015 vanuit de afzondering in de separeergang geplaatst met een regulier programma. Ook in de periode na 13
december 2015 had voor deze mogelijkheid gekozen moeten worden.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Na 13 december 2015 voldeed klager niet aan de voorwaarden. Hij was weliswaar beter te corrigeren, maar er was nog steeds sprake
van schelden en schreeuwen door klager. De inrichting beoogde een geleidelijke uitbreiding van de vrijheden, maar klager wilde niet naar de afdeling terug maar worden overgeplaatst naar een andere inrichting. Het geleidelijk uitbreiden met een
kamerprogramma was dus niet mogelijk. Hij was wel bereid te pationeren. Klager heeft dan geen contact met andere patiënten. Het personeel heeft zich erg ingezet. Het heeft lang geduurd alvorens samenwerking ontstond. Het is moeilijk vat te krijgen op
klager.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om aanhouding van de behandeling van het beroep af.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Klager bleek na 13 december 2015 weliswaar beter aanspreekbaar en te corrigeren, maar naar het oordeel
van
de beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting kunnen oordelen dat klager gelet op zijn schelden en schreeuwen nog te weinig vooruitgang boekte. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat klager bovendien weigerde terug te keren naar de
afdeling, waardoor uitbreiding van zijn programma niet mogelijk was. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 9 december 2016

secretaris voorzitter

Naar boven