nummer: 16/2219/GA
betreft: Klager datum: 8 december 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 27 juni 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de beroepen en klager alsmede zijn raadsman mr. J. van Wijk om de beroepen schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie
Het beklag houdt in dat klager op 25 april 2016 mondeling is medegedeeld dat naar aanleiding van de positieve uitslag van de urinecontrole van 17 april 2016 een disciplinaire straf zal worden opgelegd.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft een disciplinaire straf van zes dagen opsluiting in een strafcel opgelegd gekregen. Klager mocht een dag eerder de strafcel uit,
omdat zijn raadsman een schorsingsverzoek had ingediend.
De directeur heeft volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie stelt het volgende vast. Klager is op 2 mei 2016 naar aanleiding van de positieve
uitslag van de urinecontrole van 17 april 2016 een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel opgelegd. Klager heeft van 2 mei 2016 tot en met 6 mei 2016 in de strafcel verbleven. Het namens klager ingediende klaagschrift dateert van
25 april 2016. Nu ten tijde van het indienen van het klaagschrift nog geen beslissing tot strafoplegging was genomen, is de beroepscommissie van oordeel dat sprake is van een prematuur ingediend beklag. Klager is derhalve terecht niet-ontvankelijk
verklaard in zijn beklag. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met aanvulling van de gronden en met uitzondering van de overweging dat de straf niet meer zal worden geëxecuteerd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden en met uitzondering van de overweging dat de straf niet meer zal worden geëxecuteerd.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L.S. Rietdijk, secretaris, op 8 december 2016.
secretaris voorzitter