Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1584/GM, 17 december 2002, beroep
Uitspraakdatum:17-12-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1584/GM

betreft: [klager] datum: 17 december 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 30 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Rijnmond, locatie De IJssel, te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 17 juli 2002 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 oktober 2002, gehouden in de p.i. Vught te Vught, is klager, telefonisch bijgestaan door een tolk Engelse taal, gehoord.

De inrichtingsarts verbonden aan de locatie De IJssel is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 19 juni 2002, betreft de onvoldoende behandeling van klagers klachten aan de linkerzijde van zijn bovenlichaam.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Tijdens zijn verblijf op het politiebureau na zijn arrestatie op 11 februari 2002 heeft een arts hem bekeken, maar deze kon niets doen. Medio februari 2002, een week na binnenkomst in de inrichting, heeft klager voor het eerst deinrichtingsarts kunnen consulteren. Daarbij heeft geen lichamelijk onderzoek plaatsgehad. Ongeveer twee maanden later is bij de inrichtingsarts klagers T-shirt opgetild en heeft de arts gezien dat het sleutelbeen naar buiten stak.In die periode heeft de arts hem naar het ziekenhuis verwezen. De radioloog heeft ongeveer drie maanden na de arrestatie middels een CT-scan de aanwezigheid van losse botkorrels vastgesteld, die zouden duiden op een oude afwijking.De orthopeed heeft geen lichamelijk onderzoek verricht. Deze meende op grond van de radiologische informatie klager niet te kunnen helpen. Een oud letsel acht klager uitgesloten, daar hij nimmer een ongeluk heeft gehad of enigeverwonding heeft opgelopen. Na het bezoek aan het ziekenhuis heeft hij slechts pijnstillers voorgeschreven gekregen. Hij was zeer beperkt in zijn bewegingen en kon van de pijn niet slapen. Hij heeft nog steeds klachten, voor debestrijding waarvan het voorschrijven van pijnstillers een onvoldoende remedium is.

De inrichtingsarts heeft tegenover de medisch adviseur het volgende standpunt ingenomen.
Verwezen wordt naar de bijgevoegde verslagen van de radioloog en orthopedisch chirurg, die klager heeft geconsulteerd voor zijn klachten. Hoe vervelend het voor klager is te moeten leven met zijn klachten, een andere dan eensymptomatische behandeling met pijnstillers is niet mogelijk. Daartoe krijgt klager driemaal daags Brufen 600 mg.
In beroep heeft de arts hieraan niets toe te voegen.

3. De beoordeling
Aannemelijk is geworden dat klager op 11 februari 2002 bij zijn arrestatie letsel heeft opgelopen aan zijn sleutelbeen, waarvoor hij de inrichtingsarts zo spoedig mogelijk na binnenkomst in de inrichting en vervolgens bij herhalingtevens voor de daaruit voortkomende pijnklachten heeft geconsulteerd.
Blijkens de schriftelijke reactie namens de inrichtingsarts d.d. 8 juli 2002 is klager voor zijn klachten verwezen naar de radioloog en orthopedisch chirurg, waarbij gewezen wordt op de inhoud van de bijgevoegde verslagen van beidespecialisten. Daar deze verslagen dezelfde datum dragen als de schriftelijke reactie namens de inrichtingsarts en deze zelf niet aangeeft op welk moment hij klager heeft verwezen naar genoemde specialisten gaat de beroepscommissieuit van klagers stelling dat hij in mei 2002 in het ziekenhuis specialistisch is onderzocht. De CT-scan vertoonde op dat moment losse botfragmentjes in het gewricht tussen borst- en sleutelbeen aan de linkerkant, mogelijk een oudletsel. Nu het specialistisch onderzoek eerst in mei 2002 heeft plaatsgehad, kan niet zonder meer worden aangenomen dat klager dat letsel eerder dan in februari 2002 heeft opgelopen. Daarbij merkt de beroepscommissie op dat hetovergelegde verslag van de orthopedisch chirurg in dat opzicht ook als te beperkt moet worden aangemerkt.
Voorts blijkt uit de voorhanden zijnde informatie niet dat de inrichtingsarts functieonderzoek heeft verricht bij klager, noch dat hij andere mogelijkheden heeft onderzocht dan wel aangewend ter behandeling van klagers langdurigeklachten.

De beroepscommissie is van oordeel dat sprake is van medisch handelen als bedoeld in artikel 28 Pm. Zij is van oordeel, het vorenstaande in samenhang en onderling verband bezien, dat het hiervoor omschreven medisch handelen van deinrichtingsarts dient te worden aangemerkt als in strijd met de zorg die de inrichtingsarts in die hoedanigheid ten opzichte van klager behoorde te betrachten. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie is van oordeel dat het toekennen van een geldelijke tegemoetkoming onder deze omstandigheden is aangewezen. Zij zal deze bepalen op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de locatie De IJssel toekomende tegemoetkoming op € 50,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter, huisarts en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 17 december2002

secretaris voorzitter

Naar boven