Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0743/GA, 16/0853/GA en 16/0856/GA, 28 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:28-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/743/GA, 16/853/GA en 16/856/GA

betreft: [klager] datum: 28 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen drie uitspraken van 29 februari 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 augustus 2016, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voormelde p.i.
Klager, die niet meer gedetineerd is en van wie geen adres bekend is, kon niet voor de zitting worden opgeroepen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel opgelegd op 21 december 2015, inhoudende dat klager voor de duur van twee weken wordt uitgesloten van deelname aan activiteiten die het dagprogramma van 43 uur overschrijden (VU 2015-2446);
b. dezelfde beslissing als vermeld onder a. (VU 2015-2447);
c. de stilzwijgende verlenging op 5 januari 2016 van de onder a. opgelegde ordemaatregel (VU 2016-072);
d. een ordemaatregel opgelegd op 18 januari 2016, inhoudende dat klager voor de duur van vier weken wordt uitgesloten van deelname aan activiteiten die het dagprogramma van 43 uur overschrijden (VU 2016-249).

De beklagcommissie heeft het beklag onder a. en d. ongegrond verklaard en heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag onder b. op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven. De beklagcommissie heeft geen oordeel gegeven over het
beklag onder c.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn standpunt in beroep niet nader toegelicht.

De directeur heeft zijn standpunt als volgt, zakelijk weergegeven, toegelicht. Met de bestreden beslissing als vermeld onder a. is geanticipeerd op de invoering van het faseprogramma voor ISD-ers. Dit faseprogramma is officieel op 18 januari 2016
ingegaan. Dit programma houdt, kort weergegeven, in dat ISD-ers die zich inspannen voor hun ISD-traject extra activiteiten aangeboden krijgen, bovenop het standaard dagprogramma van 43 uur (fase 2). ISD-ers die zich onvoldoende inspannen krijgen het
standaard dagprogramma van 43 uur aangeboden (fase 1). Dit standaard dagprogramma voldoet aan de eisen gesteld in de wet en het ISD-convenant. Doel van dit faseprogramma is ISD-ers te motiveren voor hun traject. Na invoering van dit programma was het
zoeken naar hoe een en ander concreet moest worden ingevuld. Aanvankelijk is ervoor gekozen een beslissing tot plaatsing van een ISD-er in fase 1 te gieten in de vorm van een ordemaatregel. Inmiddels gebeurt dit niet meer en krijgt een ISD-er die in
fase 1 wordt geplaatst een ‘gewone’ schriftelijke mededeling.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Ingevolge artikel 23, eerste lid onder a, Pbw kan de directeur een gedetineerde uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten, indien dit in het
belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. Uit de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel blijkt dat de ordemaatregel aan klager
is
opgelegd, omdat hij eerder disciplinair was gestraft wegens fysieke agressie tegen een personeelslid. Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat deze disciplinaire straf van 11 december 2015 tot 21 december 2015 ten uitvoer is gelegd. Aansluitend
aan die disciplinaire straf is klager de bestreden ordemaatregel opgelegd. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat het, in verband met bovengenoemde belangen, noodzakelijk was klager op 21 december
2015, aansluitend aan de hem opgelegde disciplinaire straf, de bestreden ordemaatregel op te leggen. Een grond voor oplegging van de ordemaatregel ontbreekt derhalve.
De bestreden ordemaatregel houdt voorts in dat klager wordt uitgesloten van deelname aan activiteiten die het dagprogramma van 43 uur overschrijden. In de schriftelijke mededeling is evenwel niet vermeld van welke activiteiten klager precies is
uitgesloten. Daarmee is onvoldoende duidelijk wat de ordemaatregel precies inhoudt.

Gezien het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen
worden, ziet de beroepscommissie aanleiding aan klager een tegemoetkoming van € 20,= toe te kennen.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. Anders dan de beklagcommissie acht de beroepscommissie de klacht voldoende duidelijk en geconcretiseerd. De klacht ziet echter op dezelfde beslissing als
vermeld onder a. Nu niet twee keer over dezelfde directeursbeslissing kan worden geklaagd, moet klager om deze reden niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de
beklagcommissie zal met wijziging van de gronden worden bevestigd.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag onder c. overweegt de beroepscommissie het volgende. De beklagcommissie heeft geen oordeel gegeven over dit beklag. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie als eerste en enige instantie op dit
beklag beslissen.
Niet gebleken is dat de directeur op of omstreeks 5 januari 2016 heeft beslist de ordemaatregel als vermeld onder a. (stilzwijgend) te verlengen. Bij gebreke van een directeursbeslissing, kan klager niet in zijn beklag worden ontvangen.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag onder d. overweegt de beroepscommissie het volgende. Zoals hiervoor reeds overwogen kan de directeur ingevolge artikel 23, eerste lid onder a, Pbw een gedetineerde uitsluiten van deelname aan een of meer
activiteiten, indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. Uit de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel blijkt
dat de ordemaatregel aan klager is opgelegd, omdat hij onvoldoende inspanning toont ten aanzien van zijn ISD-traject. Nog daargelaten dat die (vermeende) gebrekkige inzet van klager voor zijn traject in de schriftelijke mededeling in het geheel niet is
onderbouwd, is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat het, in verband met bovengenoemde belangen, noodzakelijk was klager de bestreden ordemaatregel op te leggen. Het enkel niet tonen van inzet voor
het ISD-traject is in ieder geval niet een dergelijke omstandigheid. Een grond voor oplegging van de ordemaatregel ontbreekt derhalve.

Nu ook in de schriftelijke mededeling van deze ordemaatregel niet is vermeld van welke activiteiten klager precies is uitgesloten, is onvoldoende duidelijk wat de ordemaatregel precies inhoudt.

Ook is de bestreden ordemaatregel voor een duur van vier weken opgelegd, terwijl in artikel 23, tweede lid, Pbw is bepaald dat een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan bepaalde activiteiten voor ten hoogste twee weken mag worden opgelegd. Op
dit onderdeel is de ordemaatregel dus in strijd met de wet.

Tot slot heeft de directeur ook gehandeld in strijd met artikel 57, eerste lid onder b, Pbw waarin is bepaald dat een gedetineerde door de directeur dient te worden gehoord, voordat wordt beslist tot oplegging van een ordemaatregel van uitsluiting van
deelname aan activiteiten. In de schriftelijke mededeling van de bestreden ordemaatregel is vermeld dat klager niet door de directeur is gehoord.

Gezien al het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu klager in zijn beklag heeft aangegeven dat het dagprogramma dat hem tijdens de
ordemaatregel is aangeboden, niet anders was dan het dagprogramma dat hij daarvoor kreeg, ziet de beroepscommissie geen aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder a. en d. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraken van de beklagcommissie en verklaart deze klachten alsnog gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming van in totaal € 20,= toe.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie wijziging van de gronden.
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag onder c.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. W.F. Korthals Altes en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 28 september 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven