Nummer: 16/3209/GB
Betreft: [Klager] datum: 13 december 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 19 september 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 8 april 2016 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle.
2.2. Bij uitspraak van 3 oktober 2016, met nummer Z1-2016-000400, van de beklagcommissie van de p.i. Zwolle, is klagers beklag betreffende de weigering van verlof in het kader van de Algemene Verlofregeling gegrond verklaard, nu de directie bij de
beoordeling van klagers verlofaanvraag ten onrechte niet heeft laten meewegen dat klager de gelegenheid dient te worden geboden zich voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en de directie onvoldoende heeft onderbouwd waarom geen
bijzondere voorwaarden aan het verlof kunnen worden verbonden teneinde vermeende risico’s te ondervangen. De directeur is niet in beroep gekomen waardoor deze uitspraak onherroepelijk is geworden.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van klagers verzoek voornamelijk gebaseerd op het feit dat klager niet over een aanvaardbaar verlofadres zou beschikken. De beklagcommissie van de p.i. Zwolle heeft echter bij uitspraak van 3 oktober 2016 het
beklag van klager gericht tegen de weigering van verlof gegrond verklaard en het verlofadres aanvaardbaar geacht. Uit inlichtingen van de directie van de p.i. Zwolle is gebleken dat klagers broer zijn adres beschikbaar heeft gesteld voor het
doorbrengen
van algemene en regimaire verloven. Zijn broer stelt alleen met de inschrijving op zijn adres als GBA-adres niet in, hetgeen aan de orde is bij een deelname aan een penitentiair programma. Voorts heeft klager reeds vrijheden genoten in het kader van
algemeen verlof. Gelet hierop meent klager wel degelijk over een aanvaardbaar verlofadres te beschikken.
Voor zover de politie en de vrijhedencommissie van de p.i. Zwolle negatief hebben geadviseerd, meent klager dat, nu hij over een aanvaardbaar verlofadres beschikt, het fundament aan deze adviezen is komen te ontvallen. Hierbij komt dat het
politieadvies
is opgesteld voor verlof en niet voor detentiefasering en dat dit speculatief, subjectief en onvoldoende feitelijk van aard is. De speculaties vinden geen steun in het selectieadvies van de p.i. Zwolle, waaruit volgt dat klager goed en onbesproken
gedrag vertoont in de inrichting en geen enkele positieve urinecontrole heeft gehad. Evenmin heeft hij disciplinaire straffen opgelegd gekregen.
Het (zeer) hoog ingeschatte risico op recidive en het zich onttrekken aan voorwaarden kan niet aan de afwijzing van zijn verzoek ten grondslag worden gelegd. Dit geldt temeer nu de beklagcommissie van de p.i. Zwolle deze grond in een beklagzaak over
afwijzing van algemeen verlof expliciet heeft verworpen, omdat niet was gebleken dat dergelijke risico’s door het stellen van bijzondere voorwaarden niet konden worden ondervangen.
Klager meent verder dat de stelling van de selectiefunctionaris dat klager niet aan het opgestelde resocialisatieplan wilde meewerken, niet zonder meer juist is. Hij is wel degelijk gemotiveerd om aan de door de reclassering geadviseerde interventies
en
behandelingen deel te nemen en heeft zich hiervoor ook aangemeld. Hij wil alleen aan het ondergaan van een klinische behandeling niet meewerken, zodat hij dus maar voor een deel niet wil meewerken. Zelfs ingeval klager zou openstaan voor het ondergaan
van een klinische behandeling, kan dit naar verwachting, gelet op de naderende einddatum van klagers detentie, niet tijdig geschieden.
In het reclasseringsadvies is ten slotte vermeld dat daaraan geen rechten kunnen worden ontleend met betrekking tot detentiefasering, nu het voor andere doeleinden dan detentiefasering is opgesteld. Ten onrechte heeft de selectiefunctionaris evenwel de
afwijzing van klagers verzoek hierop (mede) gebaseerd.
Namens klager wordt verzocht om een financiële tegemoetkoming voor de periode die hij ten onrechte niet in een z.b.b.i. heeft kunnen doorbrengen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De beklagcommissie van de p.i. Zwolle heeft zich uitgelaten over de afwijzing van klagers verzoek om algemeen verlof, terwijl het onderhavige beroep ziet op een afwijzing van een verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. in het kader van detentiefasering.
Dit is een wezenlijk andere situatie.
De politie heeft negatief geadviseerd over het door klager als verlofadres opgegeven adres, het adres van klagers broer, omdat dit adres in een druk bezocht uitgaansgebied ligt. Met name in de weekenden zullen om die reden veel prikkels bestaan, nu
zich
hier – onder meer – veel oude bekenden van klager zullen begeven. Ten tijde van de totstandkoming van de bestreden beslissing had klagers broer de akkoordverklaring voor zijn adres als verlofadres voorts nog niet retour gezonden. Hoewel het advies van
de politie ziet op weekendverloven, kon dit wel degelijk aan de bestreden beslissing ten grondslag worden gelegd, nu het ziet op hetzelfde verlofadres. De omstandigheden dat klager geen positieve scores bij urinecontroles heeft gehad, niet disciplinair
is gestraft en inmiddels reeds met goed gevolg een algemeen verlof heeft genoten, doen niet af aan het feit dat klager thans, gelet op het voorgaande, niet over een aanvaardbaar verlofadres beschikt.
Anders dan klager meent de selectiefunctionaris dat de bevindingen uit het reclasseringsadvies, hoewel dit advies niet in het kader van detentiefasering is opgesteld, bij de afwijzing van klagers verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. kon worden
meegewogen. Hieruit komt naar voren dat het recidiverisico en het risico dat klager zich aan voorwaarden zal onttrekken (zeer) hoog worden ingeschat, nu klager kampt met ernstige verslavingsproblematiek en zijn delictgedrag is gerelateerd aan zijn
middelengebruik. Bovendien heeft klager zich reeds eerder aan voorwaarden onttrokken.
De vrijhedencommissie van de p.i. Zwolle heeft negatief geadviseerd over klagers verzoek, omdat klager niet over een aanvaardbaar verlofadres zou beschikken, vanwege het ernstige vermoeden dat klagers regimaire weekendverloven tot alcoholmisbruik of
druggebruik zullen leiden en omdat klager niet wenst mee te werken aan het door de reclassering opgestelde resocialisatieplan. Klager wenst immers niet mee te werken aan het ondergaan van een klinische behandeling.
3.3. Over klagers verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie van de p.i. Zwolle heeft negatief geadviseerd, nu klager niet over een aanvaardbaar verlofadres beschikt, een ernstig vermoeden bestaat dat zijn regimaire weekendverloven tot alcoholmisbruik of druggebruik zullen leiden en klager
niet wil meewerken aan het door de reclassering opgestelde resocialisatieplan. Hierbij heeft de vrijhedencommissie verwezen naar de adviezen van de politie en de reclassering.
De reclassering heeft het recidiverisico en het risico dat klager zich aan voorwaarden zal onttrekken (zeer) hoog ingeschat. Voorts wordt een risico op letselschade aanwezig geacht. Geadviseerd wordt klager in aanmerking te laten komen voor plaatsing
in
een z.b.b.i., waarbij – onder meer – een klinische behandeling is geïndiceerd.
De politie heeft het door klager als verlofadres opgegeven adres niet in orde bevonden, nu dit adres boven een discotheek is gelegen, zodat met name in de weekenden veel prikkels zullen bestaan en voorts veel oude bekenden van klager hier zullen
vertoeven. De verwachting is dat hierdoor problemen zullen ontstaan. Hierbij komt dat klagers broer heeft verklaard niet ervan op de hoogte te zijn dat klager ieder weekend bij hem zou verblijven.
4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart
2014,
Stcrt. 2014, nr. 4617).
4.2. Blijkens het reclasseringsadvies van 1 juli 2016 heeft de reclassering het recidiverisico en het risico dat klager zich aan voorwaarden zal onttrekken (zeer) hoog ingeschat. Hierbij heeft de reclassering in aanmerking genomen dat klager in het
verleden veelvuldig afspraken niet is nagekomen en dat alle ingezette interventies, evenals diverse reclasseringstoezichten, voortijdig zijn beëindigd. Hij stelt zich onvoldoende begeleidbaar op en is moeilijk te motiveren tot het aanvaarden van
hulpverlening. Naar aanleiding van de verrichte verdiepingsdiagnostiek heeft de reclassering een klinische behandeling geïndiceerd.
Onweersproken is dat klager thans niet bereid is tot het ondergaan van de door de reclassering geïndiceerde klinische behandeling. De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. reeds hierom in redelijkheid kunnen afwijzen.
Daargelaten of klager over een aanvaardbaar verlofadres beschikt, constateert de beroepscommissie voorts dat klager thans, gelet op de einddatum van zijn detentie, niet langer beschikt over een strafrestant van ten minste zes weken.
4.3. Gelet op het vorenoverwogene kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal
ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 13 december 2016.
secretaris voorzitter