Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2708/GA, 13 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2708/GA

betreft: [klager] datum: 13 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Verstegen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de mededeling van 27 juli 2016 van de commissie van toezicht bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein inhoudende dat de klacht van klager als ingetrokken wordt beschouwd en dat er geen inhoudelijke behandeling zal plaatsvinden.

alsmede van de overige stukken, waaronder de mededeling waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 november 2016, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Nieuwegein.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Klagers raadsman, mr. R.A. van der Horst, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag (NM2016/380) betreft de omstandigheden waaronder klager gedurende zeven dagen in de isoleercel heeft verbleven.

De beklagcommissie heeft het beklag als ingetrokken beschouwd.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt schriftelijk toegelicht.
De commissie van toezicht heeft het beklag niet in behandeling genomen, omdat klager de klacht mondeling zou hebben ingetrokken. In de eerste plaats is dit onjuist. Klager heeft laten weten dat hij niet langer wenste te klagen over de plaatsing in de
strafcel, omdat hij heeft toegegeven in het bezit te zijn geweest van contrabande. Hij heeft echter ook te kennen gegeven dat hij de klacht, voor zover die ziet op de omstandigheden in de strafcel, zeker wilde doorzetten. Dit is ook wat klagers
raadsman
steeds heeft gezegd. De raadsman is niet bekend dat hierover ooit onduidelijkheid heeft bestaan, totdat de oproep voor de beklagzitting werd ontvangen en deze zitting betrekking bleek te hebben op de andere klacht. In de tweede plaats komt het
principieel onjuist voor dat een schriftelijk ingediende klacht buiten behandeling gelaten zou kunnen worden op grond van de enkele mondelinge mededeling van een maandcommissaris dat de klacht mondeling zou zijn ingetrokken. Dat geldt te meer, indien
klager de mondelinge intrekking betwist. Het beklagrecht is een zeer fundamenteel recht en het komt de raadsman zeer onwenselijk voor dat een schriftelijk ingediende klacht buiten behandeling kan worden gelaten, zonder dat de klager de klacht
ondubbelzinnig heeft ingetrokken. In de Pbw is bepaald dat een klacht schriftelijk wordt ingediend en vervolgens wordt behandeld. Artikel 63, vierde lid, van de Pbw biedt de mogelijkheid dat een lid van de commissie van toezicht wordt aangesteld om te
bemiddelen, maar dat op grond van diens enkele mededeling over een betwiste intrekking een klacht buiten behandeling zou kunnen worden gesteld, past volgens de raadsman niet in het systeem van de wet. De aangehaalde beslissing RSJ 12/3386/GA lijkt op
de
onderhavige zaak niet van toepassing te zijn, aangezien in die beslissing feitelijk (en bepaald niet onbegrijpelijk) is vastgesteld dat de klager in die zaak zijn klacht schriftelijk en ondubbelzinnig had ingetrokken. De raadsman meent dat de klacht
van
klager alsnog in behandeling moet worden genomen en het verzoek luidt het beroep gegrond te verklaren.

De directeur heeft als volgt gereageerd.
De directeur heeft contact opgenomen met de secretaris van het bureau van de commissie van toezicht. Het heeft zeven weken geduurd, voordat weer iets werd gehoord van klager na het gesprek met de maandcommissaris. Wat betreft de klacht die gaat over de
omstandigheden in de isoleercel, het volgende. In de isoleercel waar klager verbleef, had de dag ervoor een andere gedetineerde gezeten. Die gedetineerde had de binnenruit van de deur stuk getrapt. Daar zit een speciaal folie op. De buitenruit was nog
wel heel. De rommel is opgeruimd, maar het kan dat er toch nog wat glas heeft gelegen.

3. De beoordeling
Klager heeft een klacht gedateerd op 9 mei 2016 bij de beklagcommissie ingediend.
De maandcommissaris heeft gerapporteerd dat klager tijdens haar laatste bezoek op 27 mei 2016 heeft gezegd dat hij zijn beklag niet zou doorzetten. Wel wilde hij de gang van zaken nog met zijn advocaat bespreken. Op 15 juli 2016 heeft klagers raadsman,
mr. R. A. van der Horst, nagevraagd bij de beklagcommissie of de klacht met kenmerk NM2016/380 op de beklagzitting van 20 juli 2016 behandeld zou worden, tegelijkertijd met de klacht met kenmerk NM2016/365 die reeds op zitting gepland stond. Klagers
raadsman heeft bericht dat klacht 365 kon worden ingetrokken, maar dat klager klacht 380 uitdrukkelijk wenste voort te zetten. De commissie van toezicht blijft echter vasthouden aan de mededeling van klager op 27 mei 2016 en beschouwt klacht 380 als
ingetrokken.

Klager kan in zijn beroep worden ontvangen, nu de beroepscommissie de beslissing de klacht als ingetrokken te beschouwen gelijk stelt met een uitspraak van de beklagcommissie waartegen op grond van artikel 69, eerste lid, van de Pbw beroep open staat.
De wettelijke regels bevatten geen voorschriften voor het intrekken van klachten. Intrekking is wel mogelijk. Uit het oogpunt van een goede procesorde is dan wel vereist dat klager bewust afstand van de verdere behandeling van het beklag doet. Naar het
oordeel van de beroepscommissie betekent dit, om misverstanden te voorkomen, dat de intrekking schriftelijk geschiedt. Nu in dit geval is uitgegaan van een mondelinge mededeling van klager, die op een later moment namens klager is betwist, is geen
sprake van een rechtsgeldige intrekking van de klacht. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de zaak zal worden teruggewezen naar de beklagcommissie teneinde te oordelen over het hier aan de orde zijnde beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de beslissing van de beklagcommissie om de klacht als ingetrokken te beschouwen. Zij wijst de zaak terug naar de beklagcommissie bij de p.i. Nieuwegein teneinde op de klacht te beslissen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. M. M. Boone en mr. W. F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma, secretaris, op 13 december 2016

secretaris voorzitter

Naar boven