Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2740/GA, 12 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2740/GA

betreft: [klager] datum: 12 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.S.S. Overes, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 augustus 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 november 2016, gehouden in de p.i. Zwolle, zijn klagers raadsvrouw mr. T.S.S. Overes en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Achterhoek, gehoord.
Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, het feit dat klager gedurende een disciplinaire straf vier dagen niet heeft kunnen luchten, omdat hij weigerde te worden gevisiteerd voorafgaand aan het luchten.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Aan klager is op 20 juni 2016 een disciplinaire straf opgelegd. Hij mocht gedurende deze straf alleen luchten onder de
voorwaarde
dat hij eerst gevisiteerd zou worden. Klager heeft dit geweigerd als gevolg waarvan hij niet heeft kunnen luchten. Ook heeft hij het personeel uitgescholden waarna aan hem nog een disciplinaire straf is opgelegd. Klager vroeg aan een personeelslid waar
dit beleid is vastgelegd. Het personeelslid antwoordde dat klager het maar moest geloven. De volgende dag gaf de directeur aan dat het klopt dat de regel dat wordt gevisiteerd voorafgaand aan het luchten tijdens een disciplinaire straf niet op papier
staat. Klager heeft vier dagen niet kunnen luchten.
Klager is van mening dat de noodzakelijkheid van het visiteren niet is gebleken en dat dit niet is gemotiveerd. Klager vindt dat voorafgaand aan iedere visitatie een individuele beoordeling gemaakt moet worden en dat moet worden bezien of niet volstaan
had kunnen worden met een onderzoek aan zijn kleding of controle van de luchtkooi. Klager vindt voorts dat onrechtmatig jegens hem is gehandeld door hem niet te laten luchten. Klager verzoekt de beroepscommissie de directeur op te dragen zijn
raadsvrouw
een kopie van de huisregels te verstrekken waarin de regels ten aanzien van het visiteren voor het luchten staan vermeld dan wel enig ander stuk waarin dit beleid is vermeld.

De directeur heeft haar standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht. In de huisregels staan dit soort procedures niet vermeld. Gedetineerden die vanuit hun eigen cel naar de luchtkooi
gaan, worden standaard gevisiteerd voorafgaand aan het luchten. De luchtkooien bevinden zich in de strafgang en de directeur wil zeker weten, voor zover dat kan, dat geen voorwerpen worden achtergelaten in de luchtkooi. Naast dat gedetineerden worden
gevisiteerd, wordt ook de luchtkooi gecontroleerd. Het gebeurt allebei.

3. De beoordeling
Artikel 49, eerste lid, van de Pbw luidt: “De gedetineerde heeft recht op recreatie en dagelijks verblijf in de buitenlucht, voor zover zijn gezondheid zich daar niet tegen verzet.” Het derde lid van dat artikel luidt: “De directeur draagt zorg dat de
gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld dagelijks ten minste een uur in de buitenlucht te verblijven.”

Aan klager is op 20 juni 2016 een disciplinaire straf opgelegd van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, waarvan twee dagen voorwaardelijk. Op 21 juni 2016 is aan klager – in verband met een ander feit – nog een disciplinaire straf
opgelegd van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, waarvan twee dagen voorwaardelijk. Onweersproken is dat klager vier dagen niet heeft kunnen luchten omdat hij heeft geweigerd voorafgaand aan het luchten te worden gevisiteerd. Als
klager gebruik had willen maken van zijn recht om te luchten, had hij een vergaande inbreuk op zijn recht op privacy moeten tolereren.
Volgens artikel 27 Pbw heeft een gedetineerde recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam. Op grond van artikel 29 Pbw kan een gedetineerde aan zijn lichaam worden onderzocht, onder meer indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de
orde en veiligheid in de inrichting.
Voor de beroepscommissie is de noodzakelijkheid van het onderzoek aan het lichaam voorafgaand aan het luchten niet komen vast te staan. Er waren immers alternatieven, zoals een grondige controle van de luchtkooi voorafgaand aan het luchten van klager.
Niet is gebleken dat de effectiviteit van een dergelijke controle zodanig gering is, dat dit een onderzoek aan het lichaam rechtvaardigt van degene die na een dergelijke controle de luchtkooi betreedt.

De beroepscommissie zal gelet op het bovenstaande het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming van € 5,= toekennen per gemist
luchtmoment. Nu klager vier dagen niet heeft kunnen luchten, stelt de beroepscommissie de hoogte van de tegemoetkoming vast op € 20,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. J.D. den Hartog en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 12 december 2016

secretaris voorzitter

Naar boven