Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2402/GA, 12 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Uitspraak

nummer: 16/2402/GA

betreft: [klager] datum: 12 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek,

gericht tegen een uitspraak van 6 juli 2016 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 november 2016, gehouden in de p.i. Zwolle, zijn gehoord klagers raadsman mr. G.F. Schadd en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Achterhoek.
Hoewel klager op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens een poging tot fraude bij een urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en heeft geen tegemoetkoming toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht.
Uit het op ambtseed opgemaakte schriftelijk verslag volgt dat de ruimte waar de urinecontrole is afgenomen van tevoren door een collega van de rapporteur grondig is gecontroleerd. Tijdens de urinecontrole stelde de rapporteur vast dat in de
gecontroleerde ruimte, tussen de benen van klager die op het toilet zat, een buisje lag met daarin een vloeistof. De inhoud van het aangetroffen buisje is niet vastgesteld. De directeur is van mening dat voldoende is komen vast te staan dat klager de
intentie had te frauderen. Dat niet bekend is wat voor vloeistof er precies in het buisje zat en de omstandigheid dat achteraf bleek dat klager een negatieve score had, doen daar niet aan af.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is het eens met de uitspraak van de beklagcommissie. Niet vast staat hoe en waar het buisje is
aangetroffen. Ook is niet duidelijk door wie en wanneer de ruimte waar de urinecontrole is afgenomen, is gecontroleerd. Klager droeg een badjas en is voor de urinecontrole gefouilleerd en gevisiteerd en heeft onder toezicht geürineerd.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. De beroepscommissie acht evenwel de omstandigheid dat de uitslag van de urinecontrole uiteindelijk negatief
bleek te zijn, niet van belang. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur derhalve ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen, met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. J.D. den Hartog en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 12 december 2016

secretaris voorzitter

Naar boven