Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1931/GA, 12 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1931/GA

betreft: [klager] datum: 12 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wever, namens [...], verder te noemen klager,
en van een beroepschrift van klager zelf,

gericht tegen een uitspraak van 17 mei 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 november 2016, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. Wever.
De directeur van de p.i. Middelburg heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen afzondering (de beroepscommissie leest opsluiting) in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, omdat klager heeft geprobeerd te frauderen bij zijn urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De verhalen over het gebeuren staan haaks op elkaar. De urine is weggegooid en een herhalingsonderzoek is geweigerd. Een eigen verklaring van piw-er Marcel is er niet. Klager heeft niet kunnen aantonen dat hij niet heeft gescoord.
Klager laat het doosje en het flesje oogdruppels ter zitting zien. Klager was zijn ogen aan het druppelen in zijn cel, toen hij werd opgehaald voor de urinecontrole. Hij deed het flesje oogdruppels toen in het zakje van zijn vest en liep mee. Tijdens
het plassen vroeg de piw-er aan klager: “wat ben je aan het doen?” Klager draaide zich om om te laten zien dat hij aan het plassen was. Er werd een collega bij gehaald en klager werd gefouilleerd. Bij het controleren van zijn overhemd werd het flesje
oogdruppels gevonden. Klagers plas werd vervolgens weggegooid. Klager wilde opnieuw plassen, maar dat mocht niet. De oogdruppels zijn voor hooikoorts en klager is daarmee in februari begonnen. Klager geeft toe eenmaal een positieve urinecontrole te
hebben gehad. Dat was op 8 februari 2016, toen hij vanuit Alphen aan den Rijn in de p.i. Middelburg was gekomen. Hij had toen gerookt. Daarvoor en daarna heeft klager alleen maar negatieve uitslagen gehad.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
In artikel 50, eerste lid, van de Pbw is het volgende bepaald. Indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde
tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, deelt hij dit de gedetineerde mee.
Op grond van artikel 51, eerste lid, van de Pbw kan de directeur wegens het begaan van feiten als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw, een disciplinaire straf opleggen.

Het verslag van 28 maart 2016 is opgemaakt door een piw-er die betrokken is geweest bij de visitatie van klager. Hierbij kwam een klein flesje boven water. Waar dat flesje is gevonden, wordt niet vermeld. Van piw-er Marcel, die zou hebben gezien dat
klager tijdens de afname van de urinecontrole iets vanuit een flesje probeerde toe te voegen aan zijn urine, ontbreekt een eigen verklaring. De beroepscommissie is van oordeel dat onvoldoende vast is komen te staan dat klager bij de urinecontrole
gefraudeerd heeft. Het beroep is dan ook gegrond. Aan klager zal voor het door hem ondervonden ongemak een tegemoetkoming van € 37,50 worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 37,50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. W. F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 12 december 2016

secretaris voorzitter

Naar boven