Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2192/GA, 12 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2192/GA

betreft: [klager] datum: 12 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Driessen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 juni 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 november 2016, gehouden in de p.i. Zwolle, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Arnhem.
Klagers raadsman mr. B.J. Driessen is, hoewel hij daartoe behoorlijk is opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing tot plaatsing van klager in het basisprogramma na zijn overplaatsing naar de p.i. Arnhem.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft zijn verzoek op 27 april 2016 met het afdelingshoofd besproken en was in de veronderstelling dat zijn
verzoek per eerstvolgende post zou worden verzonden. Kennelijk is een vertraging opgetreden waarop klager geen invloed had. De termijnoverschrijding kan klager niet worden aangerekend.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is vanuit de p.i. Nieuwegein overgeplaatst naar de p.i. Arnhem. Klager is in het basisregime geplaatst omdat hij in
de
p.i. Nieuwegein nog niet was gepromoveerd, hoewel hij wel groen gedrag vertoonde. Gedetineerden die in de vorige inrichting in het basisprogramma verbleven en ten aanzien van wie geen advies voor het plusprogramma wordt gegeven, plaatst de directeur
bij
binnenkomst in de inrichting eveneens in het basisprogramma.

3. De beoordeling
Uit de stukken volgt dat klager op 27 april 2016 kennis heeft genomen van de bestreden beslissing. Het klaagschrift is eveneens gedateerd 27 april 2016 en is op 10 mei 2016 door het secretariaat van de beklagcommissie ontvangen. Op grond van artikel
61,
vijfde lid, van de Pbw dient een klaagschrift te worden ingediend uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen. Een na afloop van deze termijn ingediend
klaagschrift is niettemin ontvankelijk indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. Het klaagschrift is na vorenbedoelde beklagtermijn ingediend. De overschrijding van de beklagtermijn kan klager evenwel
niet worden aangerekend, nu de beroepscommissie aannemelijk acht geworden dat klager zijn klacht tijdig aan het afdelingshoofd heeft gegeven. Gelet hierop zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog
ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt. Klager heeft in beklag gesteld dat hij in de p.i. Arnhem in het plusprogramma geplaats had moeten worden, aangezien hij in de vorige inrichting van verblijf, de p.i. Nieuwegein, in het plusprogramma
verbleef. Uit de stukken volgt dat door de afdeling detentie en re-integratie van de p.i. Arnhem op 22 april 2016 bij de afdeling detentie en re-integratie van de p.i. Nieuwegein navraag is gedaan naar het regime waar klager in verbleef. Door de p.i.
Nieuwegein is geantwoord dat klager in het basisprogramma kan worden geplaatst omdat hij nog geen promotiebesluit heeft. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het gelet hierop niet aannemelijk dat klager, zoals hij stelt, in de p.i. Nieuwegein in
het plusprogramma verbleef. De beroepscommissie acht het dan ook begrijpelijk dat klager in de p.i. Arnhem allereerst in het basisprogramma is geplaatst, nu hij in de vorige inrichting ook in het basisprogramma verbleef en de directeur enige tijd nodig
heeft om klager te kunnen beoordelen. Het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. J.D. den Hartog en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 12 december 2016

secretaris voorzitter

Naar boven