Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3293/TA, 9 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:09-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3293/TA

betreft: [klager] datum: 9 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 september 2016 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 november 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad zijn gehoord, klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van FPC De Rooyse Wissel [...], juridisch medewerker. Hoewel voor klagers
vervoer naar de zitting was zorg gedragen heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de maatregel van afzondering d.d. 10 juni 2016 (RV 2016/242);
b. de maatregel van afzondering d.d. 13 juni 2016 (RV 2016/244).

De beklagcommissie heeft het beklag wat betreft onderdeel a ongegrond verklaard en wat betreft onderdeel b klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De staf had aan klager medegedeeld dat hij op 10 juni 2016 als dj plaatjes mocht draaien. Uiteindelijk is hem gemeld dat dit niet door kon gaan.
Klager
mocht slechts één uur plaatjes draaien; de geluidsman wilde iemand voor drie uur. Voor klager was dit een teleurstelling. Daarbij kwamen alle spanningen op de afdeling vanwege de bedreigingen en beledigingen naar boven. Klager vond de kamerverwijzing
niet nodig. Tijdens de afzondering hebben medepatiënten tegen de deur van klagers kamer getrapt en het slot geblokkeerd met koffielepeltjes. Voor klager is moeilijk te begrijpen waarom hij degene is die maatregelen krijgt opgelegd. Klager heeft
meermalen bij de staf aangegeven dat hij niet veilig was en dat de dreigementen doorgingen. De staf nam dat niet serieus.
Klager meent dat de afzonderingsmaatregel van 10 juni 2016 wel degelijk op 13 juni 2016 was beëindigd. Dit is hem mondeling medegedeeld door de staf. Klager zou een kamerprogramma hebben gekregen en mocht onder begeleiding naar zijn therapieblokken. Op
de gang is hij aangevallen door twee medepatiënten. Klager heeft daar verbaal op gereageerd. Klager was niet de agressor; hij was slachtoffer en heeft een blauw oog opgelopen. Van dit incident is aangifte gedaan en is opnieuw afzondering toegepast. Van
de nieuwe afzonderingsmaatregel heeft klager geen schriftelijke mededeling ontvangen, noch is hij gehoord. De nieuwe maatregel heeft voortgeduurd tot 22 juni 2016. De maatregel is hem ten onrechte opgelegd en de duur ervan is disproportioneel. Klager
was angstig door verscheidene dreigementen op de afdeling. Hij heeft hiervan aangifte gedaan. De medepatiënten waren hierover ontstemd, de sfeer op de afdeling was grimmig.
Klager heeft er moeite mee dat, als hij wordt aangevallen, de inrichting stelt dat hij zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het feit dat klager van zijn kamer af mocht betekent nog niet dat de afzondering werd opgeheven. Als klager minder dan vier uur
per dag met medepatiënten verblijft is nog steeds sprake van afzondering. Ieder dag wordt beoordeeld of de vrijheden kunnen worden uitgebreid, zo ook op 13 juni 2016. Tegen klager is gezegd dat de maatregel er nog niet van af kon, maar als hij zich aan
de voorwaarden zou houden, zou een uitbreiding van de vrijheden tot de mogelijkheden behoren. Klager had op 13 juni 2016 geen groepsmomenten; de therapie volgt klager individueel. Het staat niet vast dat klager tijdens het incident op 13 juni 2016
enkel
slachtoffer was; er werd over en weer geslagen. De inrichting heeft geen aangifte gedaan, omdat het als een wederzijds incident werd beschouwd. De inrichting heeft serieus gereageerd op de jegens klager geuite bedreigingen.

3. De beoordeling
a.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Uit de stukken komt naar voren dat klager op 10 juni 2016 fel heeft gereageerd op de mededeling dat hij
die avond geen plaatjes kon draaien op het plein. Klager stond neus aan neus met een medepatiënt. Volgens het hoofd van de inrichting ontstond een dreigende situatie, waarbij klager meermalen een kamerverwijzing heeft genegeerd. Tegen deze achtergrond
heeft het hoofd van de inrichting zich op het standpunt kunnen stellen dat het in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting noodzakelijk was klager een maatregel van afzondering op te leggen. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

b.
Gelet op de tegenstrijdige standpunten omtrent de vraag of klager in de ochtend van 13 juni 2016 is medegedeeld dat de hem eerder op 10 juni 2016 opgelegde afzonderingsmaatregel was beëindigd, zal aan de hand van de feiten en omstandigheden moeten
worden beoordeeld of de afzondering is beëindigd. Bepalend daarvoor is de vraag of klager tenminste vier uren per dag samen met een of meer medeverpleegden heeft kunnen doorbrengen, als bedoeld in artikel 31, tweede lid, van de Bvt. Uit de stukken is
dit niet gebleken. Klager volgde zijn therapieblokken individueel; deze tellen niet mee. Gesteld noch gebleken is dat klager op andere wijze in contact is gekomen met medeverpleegden. Tegen deze achtergrond moet worden aangenomen dat de
afzonderingsmaatregel van 10 juni 2016 op 13 juni 2016 nog steeds doorliep. De beklagcommissie heeft derhalve klager op goede gronden en met juistheid niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 9 december 2016

secretaris voorzitter

Naar boven