Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3202/TA, 9 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:09-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3202/TA

betreft: [klager] datum: 9 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 september 2016 van de beklagcommissie bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 november 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad is namens het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag [...], juridisch medewerker, gehoord. Klager en zijn raadsman, mr. A.R. Ytsma, hebben schriftelijk bericht
niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het jegens klager toegepaste geweld tijdens zijn overbrenging naar de separeercel op 6 februari 2015.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Als de inrichting geweld toepast moet achteraf kunnen worden nagegaan of het geweld terecht is gebruikt alsook welk letselschade/pijn door het geweld
is ontstaan. Nu dat niet is gebeurd dienen de gevolgen voor rekening te komen van de inrichting. Door de inrichting is een separatierapport overgelegd, dat kennelijk dient als een schriftelijke melding als bedoeld in artikel 11 van de Geweldsinstructie
inrichtingen voor verpleging van ter beschikking gestelden. Er kan niet worden vastgesteld of deze melding onverwijld op 6 februari 2015 is toegezonden aan het hoofd van de inrichting en of het hoofd van de inrichting de melding daadwerkelijk heeft
ontvangen. De authenticiteit van het rapport staat verder niet vast, het rapport is pas na de mondelinge behandeling van de klacht door de beklagcommissie door de inrichting overgelegd. Het rapport voldoet niet aan de gestelde eisen omtrent de redenen
voor het aanwenden van geweld, de gevolgen van het geweld en de aanduiding op wiens last dit geweld is toegepast. In het separatierapport wordt vermeld dat klager niet meewerkte aan zijn separatie, terwijl uit de reactie van 18 december 2015 blijkt dat
klager niet eerst is gevraagd of hij wilde meewerken aan een separatie. Klager is zo aangedaan door dit incident dat hij aangifte heeft gedaan. Klager wil de dagrapportages en foto’s zien. De stelling van de inrichting dat de kans op (ernstig) letsel
reëler was geweest als hem van te voren was gevraagd of hij vrijwillig mee zou werken aan de separatie, wordt geenszins onderbouwd. Al met al waren er geen goede redenen om direct over te gaan tot geweld, nu klager daar op dat moment geen aanleiding
toe
gaf.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er zijn geen foto’s beschikbaar. De aangifte is geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. Verder heeft klager de medische dienst niet
bezocht. Klager is zeer snel naar de grond gewerkt om letsel te voorkomen.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie heeft geen aanleiding te veronderstellen dat het separatierapport van 6 februari 2015
niet aan het hoofd van de inrichting is overgelegd als bedoeld in artikel 11 van de Geweldsinstructie inrichtingen voor verpleging van ter beschikking gestelden. De aanwending van geweld vond plaats ter uitvoering van de beslissing van het hoofd van de
inrichting klager te separeren en behelsde volgens het hoofd van de inrichting het zo snel mogelijk naar de grond werken van klager om letsel te voorkomen. Klager werkte volgens het rapport niet mee aan zijn separatie. Niet is komen vast te staan dat
sprake is geweest van disproportioneel geweld. Klager heeft zich niet bij de medische dienst gemeld. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 9 december 2016

secretaris voorzitter

Naar boven