Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2958/GA, 8 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2958/GA

betreft: [klager] datum: 8 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 augustus 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J. van Wijk om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de terugplaatsing naar fase 1 (VU 2016/001541);
b. de afwijzing van een verzoek om verlof (VU 2016/001545);
c. het niet informeren van klager over verlofmomenten (VU 2016/001546);
d. het niet tijdig uitreiken van beschikkingen (VU 2016/001663);
e. de afwijzing van een verzoek om verlof (VU 2016/001664);
f. het niet uitkeren van compensatie (VU 2016/001665).

De beklagcommissie heeft klager ten aanzien van onderdeel f. niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag en heeft het beklag voor het overige ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager voert aan dat hij in beroep gaat tegen de uitspraak van de beklagcommissie op vorengenoemde klachtnummers. Verder voert hij aan dat hij inzake een
uitspraak van 14 maart 2016 op een andere klacht (VU 2015/002217), waarbij de directeur is opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op een verlofverzoek, nog steeds op een nieuwe beslissing wacht. Klager verzoekt de beroepscommissie om de directeur op
te dragen een spoed verlofmoment toe te kennen. Klager wenst gehoord te worden door de beroepscommissie.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek, dat niet is onderbouwd, af nu de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht
om op het beroep te beslissen.

Ten aanzien van onderdeel a. t/m c, e. en f. overweegt de beroepscommissie dat het beroep naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

Ten aanzien van onderdeel d. overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit het klaagschrift maakt de beroepscommissie op dat klager niet klaagt over het te laat uitreiken van de beschikkingen betreffende de opgelegde disciplinaire straffen, zoals door
de
beklagcommissie is overwogen, maar over het niet tijdig uitreiken van de beschikking betreffende het intrekken van verloven. Klager stelt dat de beslissing omtrent het intrekken van de verloven niet tijdig is genomen gelet op de data waarop de
disciplinaire straffen zijn opgelegd. Uit de onderliggende stukken maakt de beroepscommissie op dat de directeur op 16 juni 2016 heeft beslist om klagers eerstvolgende verlof in te trekken vanwege klagers positieve urinecontrole (uc) op cocaïnegebruik.
Dit betreft de uc van 23 mei 2016, waarvoor aan klager op 13 juni 2016 een disciplinaire straf is opgelegd. In de beschikking daarvan is tevens vermeld dat de overige (goedgekeurde) vrijheden opnieuw beoordeeld worden door het multidisciplinair overleg
en ter besluitvorming worden voorgelegd aan de directeur. Naar aanleiding van wederom een positieve uc op cocaïnegebruik van 6 juni 2016, waarvoor op 14 juni 2016 een disciplinaire straf is opgelegd, heeft de directeur bij beschikking van 30 juni 2016
meegedeeld dat de eerder toegekende verloven van 1 juli 2016 en 15 juli 2016 worden ingetrokken. Naar het oordeel van de beroepscommissie zijn deze beslissingen tijdig genomen en uitgereikt, en niet in strijd met enig wettelijk voorschrift dan wel
onredelijk of onbillijk. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van klagers verzoek inzake klachtnummer VU 2015/002217 merkt de beroepscommissie op dat tegen het niet naleven van een uitspraak van de beklagcommissie voor klager de beklagprocedure openstaat.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen a. t/m c., e. en f. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel d. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 8 december 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven