Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3715/GA, 7 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:07-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3715/GA

betreft: [klager] datum: 7 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wezepoel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 oktober 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek om algemeen verlof.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet verenigen met de uitspraak van de beklagrechter. Met name niet omdat de beklagrechter terecht de door de directeur in zijn beslissing genoemde gronden niet als dragend voor de bestreden beslissing heeft beschouwd, maar vervolgens
zelf een ongeldige grond invult waarom het verzoek om algemeen verlof moet worden afgewezen. Het argument dat de directeur klager te kort zou kennen en niet beschikte over actuele (behandel) gegevens zijn niet door de directie aangevoerd, en bovendien
geen geldige weigeringsgronden. De ernst en aard van het gepleegde delict levert evenmin een zelfstandige grond op voor afwijzing van de verlofaanvraag. Klager is van onbesproken gedrag. Niet is gebleken dat eventuele risico’s niet kunnen worden
ondervangen door voorwaarden aan het verlof te verbinden. Indien de afstand tussen het verlofadres en de verblijfplaats van het slachtoffer meer dan vijf kilometer zou bedragen, zou eventueel contact kunnen worden voorkomen door de oplegging van
(bijvoorbeeld) een locatiege- of –verbod en elektronische controle. Het vermeende slachtoffer leidt overigens een zwervend bestaan. Nu de directeur echter geen nader onderzoek heeft gedaan naar de aanvaardbaarheid van het verlofadres en klager ook niet
in de gelegenheid heeft gesteld een alternatief verlofadres op te geven, had het beklag alleen al om die reden gegrond moeten worden verklaard.

De nog niet gestarte behandeling van klager mag geen reden zijn het verlofverzoek af te wijzen. Dat niet starten kan niet aan klager worden verweten nu die behandeling onderdeel uitmaakt van het voorwaardelijk opgelegde deel van de straf. De directeur
heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Het beklag ziet op de afwijzing van klagers eerste aanvraag om algemeen verlof. Hij kan in het totaal zes verlofaanvragen doen. Klager heeft inmiddels een tweede verlofaanvraag gedaan en deze is toegewezen. Klager is in de periode van 4 tot en met 7
november 2016 met algemeen verlof geweest.

Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, voor het plegen van een zedendelict. Klagers v.i.-datum ligt op of omstreeks 23 juli 2017.

De beroepscommissie stelt voorop dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof in beginsel een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen het individuele belang van klager om zich te kunnen voorbereiden op een terugkeer in de
samenleving
en anderzijds het algemeen belang van (onder meer) de orde, rust en veiligheid in die samenleving en de ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Het hier aan de orde zijnde verzoek om verlof is – nadat de eerdere inrichting een positief advies had gegeven – afgewezen op drie gronden, te weten:
- het gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten;
- het risico van ongewenste slachtofferconfrontatie; en
- het risico van maatschappelijke onrust.
De beklagrechter acht het risico van ongewenste slachtofferconfrontatie onvoldoende onderbouwd omdat onderzoek naar het verblijfadres van het slachtoffer ontbreekt. De beklachtrechter acht ook het risico van maatschappelijke onrust onvoldoende
onderbouwd.
De beklagrechter acht wel de grond ‘gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten’ aanwezig en heeft op die grond de klacht ongegrond verklaard. De beroepscommissie is echter van oordeel dat – naast de
hiervoor genoemde gronden - ook deze grond onvoldoende is onderbouwd.

Het beklag zal daarom alsnog gegrond worden verklaard met vernietiging van de bestreden beslissing van de directeur en opdracht aan de directeur om binnen twee weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de
uitspraak van de beroepscommissie.

Nu de gevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan gemaakt kunnen worden, zijn er geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter.
Zij vernietigt de bestreden beslissing van de directeur en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 december 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven