Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3087/GB, 1 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:01-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/3087/GB

Betreft: [Klager] datum: 1 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 september 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) en (mogelijk) aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) in het kader van een gestapeld traject afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 17 maart 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De afwijzing van klagers verzoek is het gevolg van het negatieve advies van het multidisciplinair overleg (MDO) en het recidiverisico dat door de reclassering hoog is ingeschat. Klager stelt dat hij in het plusprogramma verblijft en zich hier goed
gedraagt. Hij is bereid trainingen te volgen, maar wenst dit buiten de inrichting te doen. Overigens heeft hij reeds twee trainingen gevolgd. Klager is voorts bereid zich te houden aan de voorwaarden die de reclassering in het kader van elektronisch
toezicht indiceert.
Klager heeft een strafrestant van, op het moment van schrijven, zes maanden. In het kader van zijn resocialisatie meent hij in aanmerking te komen voor een z.b.b.i.-plaatsing. Daarenboven voert hij aan dat hij gedurende zijn huidige detentie tot het
inzicht is gekomen dat zijn vrijheid een groot goed is, hetgeen hij in de toekomst niet opnieuw op het spel wenst te zetten.
Klager heeft de beroepscommissie verzocht te worden gehoord.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Ingevolge artikel 2, tweede lid onder e, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), komen gedetineerden die niet willen meewerken aan een met hen afgesproken betalingsregeling niet in aanmerking voor plaatsing
in een z.b.b.i. Nu uit de stukken niet blijkt dat klager een betalingsregeling heeft getroffen met het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), komt klager volgens de selectiefunctionaris niet in aanmerking voor een z.b.b.i.-plaatsing.
Voorts meent de selectiefunctionaris dat artikel 7, derde lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) van toepassing is op de beslissing om klager al dan niet deel te laten nemen aan een p.p. Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Krimpen aan
den IJssel blijkt dat klager meermaals de mogelijkheid is geboden deel te nemen aan benodigde interventies, maar dat klager hieraan geen medewerking heeft verleend. Hoewel klager trainingen heeft gevolgd, heeft hij niet deelgenomen aan geïndiceerde
gedragsinterventies of een behandeling bij De Waag. De reclassering heeft het recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden daarenboven hoog ingeschat. De selectiefunctionaris meent dat klager, gelet op het voorgaande, ingevolge
artikel 7, derde lid onder b en c, van de Pm niet in aanmerking komt voor deelname aan een p.p.

3.3. Ten aanzien van klagers verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. en (mogelijk) aansluitend deelname aan een p.p. in het kader van een gestapeld traject zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het MDO en de vrijhedencommissie van de p.i. Krimpen aan den IJssel adviseren negatief, nu klager zich gedurende zijn detentie niet heeft ingespannen om zijn recidiverisico te verminderen. Hij is nog niet aangevangen met zijn behandeling bij De Waag en
heeft niet deelgenomen aan gedragsinterventies.
De reclassering heeft positief geadviseerd en daarbij een meldplicht, een behandelverplichting, deelname aan een gedragsinterventie en een alcohol- en drugsverbod als bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De politie heeft het door klager als verlofadres opgegeven adres geverifieerd en in orde bevonden.

4. De beoordeling
4.1. Klager heeft verzocht te worden gehoord. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu dit niet is onderbouwd en zij zich op basis van de stukken in het dossier voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.

4.2. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling kunnen in zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van
tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben
doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd
(wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.3. Ingevolge artikel 2, derde lid, van de Regeling kunnen, in afwijking van het eerste lid van dit artikel, gedetineerden voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling in aanmerking komen ten aanzien van wie een door de
selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een p.p. aanwezig is.

4.4. De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. afgewezen onder verwijzing naar artikel 2, tweede lid, aanhef en onder e, van de Regeling. Op grond van het bepaalde in voornoemd artikel komen voor plaatsing in een
z.b.b.i. niet in aanmerking gedetineerden die niet (willen) meewerken aan een betalingsregeling die met hen is afgesproken naar aanleiding van een in dit artikel genoemde sanctie of maatregel. Uit de toelichting op dit artikel komt naar voren dat deze
bepaling ziet op ‘het niet mee willen werken’ aan een betalingsregeling en dat deze niet van toepassing is op gedetineerden die geen financiële mogelijkheden hebben, maar wel de intentie laten zien mee te werken aan een betalingsregeling.

4.5. Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel, evenals uit klagers registratiekaart, volgt dat klager bij het CJIB een geldboete heeft openstaan ter zake waarvan hij een bedrag van € 172,= is verschuldigd. Gesteld
noch gebleken is dat klager hiervoor reeds een betalingsregeling heeft getroffen. Uit de stukken is voorts niet gebleken dat klager niet over voldoende financiële middelen beschikt om een betalingsregeling te treffen. Evenmin is gebleken, nu dit door
klager niet aannemelijk is gemaakt, dat hiertoe de intentie bestaat.

Gelet op de adviezen van het MDO en de vrijhedencommissie van de p.i. Krimpen aan den IJssel en mede in aanmerking genomen het onder 4.5 vermelde gebrek aan medewerking aan een betalingsregeling, kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 1 december 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven