Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3775/GB, 28 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:28-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/3775/GB

Betreft: [Klager] datum: 28 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 november 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 21 november 2016 te melden in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) te Scheveningen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 20 juli 2016 is klager opgeroepen zich op 21 november 2016 te melden in het JCvSZ te Scheveningen voor het ondergaan van 7 dagen gevangenisstraf. Op 1 november 2016 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 3 november 2016 ongegrond
is verklaard. Bij beslissing van 15 november 2016 is klager uitstel verleend voor de duur van de behandeling van zijn beroep.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft, naar aanleiding van het advies van het Bureau Individuele Medische Advisering (BIMA), beslist dat klager zich dient te melden in het JCvSZ te Scheveningen, waar hem de noodzakelijke medische zorg zou kunnen worden
geboden.
Hiermee is klager het niet eens. Het JCvSZ is enkel gericht op klagers somatische toestand. Zijn verslavingsproblematiek vormt echter eveneens een belemmeringsfactor voor het ondergaan van detentie. Volgens klagers verslavingsarts kan het abrupt
afbreken van het gebruik van de middelen waaraan klager verslaafd is, levensgevaarlijk zijn. Vervangende middelen als methadon zijn volgens hem niet toereikend. Om die reden is klager deelname geweigerd aan een programma dat op volledig afkicken is
gericht.
Klager voert voorts aan dat hij nauwelijks tot lopen in staat is, dat hij de reis naar de inrichting niet kan opbrengen en dat hij vierentwintig uur per dag zorg behoeft, die hij thans van de gemeente Den Haag op basis van een zorgzwaartepakket voor
beschermd wonen ontvangt.
Gelet op het voorgaande meent klager dat hij niet in staat is tot het ondergaan van detentie. Hij verzoekt uitstel teneinde het BIMA zijn situatie opnieuw te laten beoordelen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is reeds eerder opgeroepen zich op 12 oktober 2014 te melden voor het ondergaan van de aan hem opgelegde gevangenisstraf. Tegen deze oproep heeft klager op 24 oktober 2014 bezwaar ingediend. De selectiefunctionaris heeft toen uitstel verleend
teneinde een medisch advies van het BIMA af te wachten. Op 20 juli 2016 heeft het BIMA geadviseerd dat geen aanleiding bestaat langer uitstel te verlenen. Nu de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voorop staat, wordt slechts in
uitzonderlijke omstandigheden uitstel verleend. Het BIMA heeft geadviseerd dat klager geschikt is voor detentie in het JCvSZ, waar na een eerste observatie zal worden bepaald wat voor klager de beste detentiesetting is. Voorts zou zijn medicamenteuze
behandeling in detentie kunnen worden voortgezet.
De selectiefunctionaris meent, gelet op het advies van het BIMA, dat geen aanleiding bestaat detentie uit te sluiten dan wel op te schorten. De benodigde zorg kan volgens de selectiefunctionaris in detentie doorgang vinden. Het JCvSZ is gericht op het
leveren van elke gewenste en noodzakelijke zorg. Hier is, indien nodig, tevens psychische of psychiatrische zorg beschikbaar. Indien dit nodig wordt geacht kan snel doorplaatsing naar een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) plaatsvinden.
Klagers behandelaren kunnen daarenboven de plaatsing van klager volledig voorbereiden in overleg met de zorgafdeling van het JCvSZ, zodat het ondergaan van detentie voor klager zo min mogelijk gevolgen heeft voor zijn huidige behandeling en
begeleiding.

4. De beoordeling
4.1. Het JCvSZ is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte, dan wel individuele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Dit is tevens een inrichting voor bijzondere opvang als bedoeld in artikel 19 van de Regeling selectie,
plaatsing en overplaatsing van gedetineerden.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Klager voert aan dat hij op medische gronden niet in staat kan worden geacht detentie te ondergaan. Teneinde klagers medische situatie te kunnen beoordelen is het BIMA verzocht hierover te adviseren. Uit het advies van het BIMA van 18 juli 2016
komt naar voren dat klager detentiegeschikt is, waarbij is geadviseerd de detentie te doen plaatsvinden in het JCvSZ. Na een eerste observatie in het JCvSZ zal worden beoordeeld welke detentieomgeving voor klager het meest geschikt is.
Blijkens het advies van het BIMA kan voorts de medicamenteuze behandeling van klager doorgang vinden in detentie.
Het advies van het BIMA dateert van 18 juli 2016. Klager heeft om uitstel verzocht teneinde het BIMA zijn situatie opnieuw te laten beoordelen. Nu klager niet heeft onderbouwd in welk opzicht zijn situatie is gewijzigd sinds 18 juli 2016, is niet
aannemelijk geworden dat een herbeoordeling van zijn situatie tot een ander oordeel inzake zijn detentiegeschiktheid zal leiden.

De aan klager opgelegde gevangenisstraf is voor de duur van zeven dagen. Binnen het JCvSZ zijn veel mogelijkheden voor adequaat reageren op somatische problematiek. Het PPC is bovendien zeer nabij het JCvSZ gelegen. Nu klager daarenboven reeds op 12
november 2014 is opgeroepen zich op 10 december 2014 te melden voor het ondergaan van de aan hem opgelegde gevangenisstraf, is de beroepscommissie van oordeel dat klager inmiddels langdurig bekend is met de noodzaak tot tenuitvoerlegging en derhalve
voldoende tijd heeft gehad om te anticiperen op de aankomende detentie.

4.4. Alles overziende kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond
worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 28 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven