Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3535/GV, 28 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:28-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3535/GV

betreft: [klager] datum: 28 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.R. Roethof, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 oktober 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt - samengevat - toegelicht. Klager heeft verzocht om incidenteel verlof voor een bezoek aan zijn schoonvader. Zijn schoonvader is dementerend en hij kan niet bij klager op bezoek komen. Weigeringsgronden zijn niet
aan de orde. Klager heeft genoegzaam aangetoond dat sprake is van een band en dat de relatie met zijn schoonfamilie hecht is.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt - samengevat - toegelicht. De directeur van de penitentiaire inrichting Arnhem heeft de selectiefunctionaris desgevraagd meegedeeld dat klagers schoonvader niet naar een (huis)arts wil.
Mitsdien kan niet worden vastgesteld dat zijn schoonvader dementerend is, noch dat hij niet tot reizen in staat is. Evenmin kan de medisch adviseur een advies uitbrengen, omdat de medisch adviseur daarvoor afhankelijk is van informatie van een
(huis)arts.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Arnhem heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Er is geen schriftelijke verklaring overgelegd inzake de medische toestand van klagers schoonvader. Hierdoor kan de ernst van de situatie
niet worden getoetst.
Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd ten aanzien van een begeleid verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht jaar, wegens poging tot moord. De einddatum van zijn detentie is bepaald op 24 januari 2020.

Op grond van artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk
is. Klager heeft verzocht om incidenteel verlof om zijn schoonvader te bezoeken. De beroepscommissie overweegt dat klager onvoldoende heeft onderbouwd dat zijn schoonvader dementerend is en niet in staat is klager in de inrichting te bezoeken, nu
hiervan geen stukken zijn overgelegd. Voorts is niet gebleken dat klagers aanwezigheid bij zijn schoonvader strikt noodzakelijk is. Gezien het vorenstaande kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,
niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 28 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven