Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3220/JA, 25 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:25-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3220/JA

betreft: [klager] datum: 25 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 augustus 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdzorginstelling Het Keerpunt (Het Keerpunt) te Cadier en Keer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 november 2016, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, is klager gehoord.
De directeur van Het Keerpunt heeft op 2 november 2016 schriftelijk laten weten niet ter zitting van de beroepscommissie te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het afwijken van hetgeen is opgenomen in klagers verlofplan.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In klagers verlofplan is opgenomen dat hij vijf keer in de buurt op verlof mocht en één keer naar huis onder begeleiding van twee begeleiders. De tweede
keer
dat klager naar huis mocht gaan zou onder begeleiding van één begeleider plaatsvinden. Echter, de tweede keer gingen er wederom twee begeleiders mee. Dit is niet conform het verlofplan. Het verlof was de eerste keer goed gegaan. Elke stap naar vrijheid
dient aangevraagd te worden bij het ministerie. Door de beslissing tot verlof onder begeleiding van twee begeleiders heeft klager vertraging opgelopen, want dit is niet altijd mogelijk. Inmiddels gaat klager op onbegeleid verlof en binnenkort zal zijn
Scholings- en Trainingsprogramma worden aangevraagd. Het proces had sneller kunnen verlopen. Daar mocht klager ook vanuit gaan, want het verlofplan was door alle partijen ondertekend. Van het verlofplan mag alleen worden afgeweken als klager niet aan
de
voorwaarden voldoet, maar daarvan was geen sprake. Volgens de directeur is de normale gang van zaken dat het begeleide verlof van een jeugdige die op de individuele trajectafdeling verblijft altijd plaatsvindt met twee begeleiders. Maar in het
verlofplan was opgenomen dat het tweede verlof onder begeleiding van één begeleider zou plaatsvinden en de directeur heeft dit plan zelf ondertekend.

De directeur persisteert bij het standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 33, eerste lid, van de Regeling justitiële jeugdinrichtingen kan aan de jeugdige planmatig verlof worden verleend in het kader van een verlofplan, dat onderdeel is van het perspectiefplan en dat ten doel heeft de resocialisatie van
de jeugdige. In het tweede lid van voornoemd artikel is – onder meer – bepaald dat in het verlofplan wordt opgenomen een concrete aanduiding van het voorgenomen verloftraject voor wat betreft de frequentie, de duur, de aard en de bestemming van het
verlof.

Klager heeft – onweersproken – gesteld dat in het verlofplan is opgenomen dat hij vijf keer in de buurt op verlof mocht, dat het eerste verlof thuis zou plaatsvinden onder begeleiding van twee begeleiders en dat het tweede verlof thuis onder
begeleiding
van één begeleider zou plaatsvinden. Klager heeft aangevoerd dat hij zich aan alle afspraken heeft gehouden. Het tegenovergestelde is niet gebleken en uit de onderliggende stukken maakt de beroepscommissie ook op dat de verloven goed zijn verlopen. De
directeur heeft in de beklagprocedure aangevoerd dat het tweede verlof onder begeleiding van twee begeleiders nodig werd geacht in het kader van de verlofopbouw. Met de directeur is de beroepscommissie van oordeel dat van het verlofplan kan worden
afgeweken afhankelijk van de verloop van het verloftraject. De beroepscommissie is echter van oordeel dat een afwijking van het verlofplan onder deze omstandigheden gemotiveerd had moeten worden. Nu dit niet het geval is, is de beroepscommissie van
oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende is onderbouwd en dat deze daarom als onredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal
alsnog
gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 10,= toekomt.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S.B. de Pauw
Gerlings-Döhrn, voorzitter, drs. H. Heddema en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 25 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven