Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2594/TA, 15 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:15-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2594/TA

betreft: [klager] datum: 15 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 21 juli 2016 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager en het hoofd van de Pompestichting zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 11 oktober 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad te worden gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen heeft
hij
geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een maatregel van afdelingsarrest van 29 april 2016.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is op 23 maart 2016 opgenomen in de inrichting en verblijft daar dus pas kort . Het behandelteam kende klager nog nauwelijks.
Op 25 april 2016 verandert zijn gedrag: hij kijkt nors voor zich uit en is weinig spraakzaam. Hij beschuldigt het personeel ervan dat zij een piep in zijn oren hebben veroorzaakt. Klager staat regelmatig in de hoek van de woonkamer. Het personeel
vermoedt dat klager smokkelt met zijn anti-psychotica. Als het personeel over voetbal begint, waar klager meestal enthousiast op reageert, zegt hij niets. Klager is van mening dat hij op de proef wordt gesteld. Hij lijkt stiller te zijn. Zijn wanen
zijn
niet bespreekbaar. Het personeel voelt zich onveilig bij klager en durft niet meer alleen met hem op de afdeling te verblijven. Klager laat niets los over hoe hij over het personeel denkt. Klager zegt toe het personeel niets aan te doen, maar kan niet
benoemen voor welke termijn.
Omdat het personeel klager nog onvoldoende kent en niet kan inschatten hoe het met hem gaat, wordt besloten klager buiten de afdeling te begeleiden. De orde en veiligheid is mogelijk in het geding. Het personeel op de afdeling voelt zich niet
ontspannen
in klagers aanwezigheid, laat staan wanneer klager zich onbegeleid door de rest van de inrichting zou kunnen bewegen.

Klager heeft zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 33 jo. artikel 32, eerste lid, onder b, van de Bvt kan het hoofd van de inrichting de bewegingsvrijheid van de verpleegde beperken tot de afdeling, indien dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of de
veiligheid
in de inrichting.

Uit de stukken komt naar voren dat klager in de periode voorafgaand aan de bestreden beslissing moeilijk inschatbaar is voor het personeel. Hij is weinig spraakzaam en heeft wanen, onder meer dat het personeel een piep in zijn oren heeft veroorzaakt.
Het personeel, dat klager nog onvoldoende kent, voelt zich onveilig bij klager. Gelet hierop en met name op de omstandigheid dat klager pas kort in de inrichting verblijft, heeft het hoofd van de inrichting zich op het standpunt kunnen stellen dat het
gelet op de orde of de veiligheid in de inrichting noodzakelijk is klager bij het verlaten van de afdeling te begeleiden.
Het beroep van de directeur zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter,
mr. C.F. Korvinus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris,
op 15 november 2016

secretaris voorzitter

Naar boven