Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3659/SGB, 1 november 2016, schorsing
Uitspraakdatum:01-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/3659/SGB
Betreft : [verzoeker] datum: 1 november 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. G.L.A.M. van Doveren,
namens

[verzoeker], verder verzoeker te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris van 12 oktober 2016, inhoudende de oproep aan verzoeker om zich
op 2 november 2016 voor 10:00 uur te melden bij de p.i. Nieuwegein voor het ondergaan van een gevangenisstraf van 162 dagen.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het verzoekschrift van 28 oktober 2016, het bezwaarschrift van 17 oktober 2016, van de beslissing op het bezwaarschrift van 27 oktober 2016, het op 28 oktober 2016 tegen de beslissing van de
selectiefunctionaris ingediende beroepschrift, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris van 31 oktober 2016.

Aangezien de beroepscommissie het beroepschrift niet voor 2 november 2016 kan afhandelen, is verzoeker uitstel verleend. Op 31 oktober 2016 is verzoeker opgeroepen zich op 8 november 2016 te melden in de p.i. Nieuwegein.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde
is daarom slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing
van de selectiefunctionaris. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Het beroepsdossier is feitelijk compleet en de beroepscommissie zal op korte termijn uitspraak doen op het beroep. Die uitspraak zal – naar alle waarschijnlijkheid – worden gegeven voor de datum waarop verzoeker zich dient te melden. Gelet daarop heeft
verzoeker geen spoedeisend belang bij een toewijzing van het verzoek en moet het verzoek worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.D. Den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van bc. L.Vis-van Alff, secretaris op 1 november 2016

secretaris voorzitter

Naar boven