Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1820/GA, 11 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1820/GA

betreft: [klager] datum: 11 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.W. Dirkzwager, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 mei 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 september 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.W. Dirkzwager. De directeur is niet ter zitting verschenen. De beroepscommissie heeft beslist de
behandeling
van het beroep aan te houden tot de zitting van 10 oktober 2016. Aan de directeur is bij brief van 12 september 2016 verzocht ter zitting van 10 oktober 2016 te verschijnen en voorafgaand aan de zitting ‘het briefje’ (genoemd in het schriftelijk
verslag
van 9 februari 2016) over te leggen.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 oktober 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. C.W. Dirkzwager, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Achterhoek.
Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.

Op 11 oktober 2016 zijn van de directeur nadere inlichtingen ontvangen. Een kopie hiervan is toegezonden aan klager en zijn raadsvrouw.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van veertien dagen afzondering in een afzonderingscel, met ingang van 9 februari 2016, wegens het verrichten van onderzoek naar dreigend(e) gedrag en uitlatingen van klager jegens een personeelslid.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht.
Het beroep is gericht tegen de ordemaatregel die is opgelegd op 9 februari 2016. Reeds vanaf het begin is verzocht een kopie van het briefje, dat ten grondslag ligt aan de ordemaatregel, aan het dossier toe te voegen. Klager heeft het betreffende
briefje niet geschreven. Klager had wel gegevens van zijn ex-vriendin op cel; het adres en de auto die op het briefje staan, zijn dus niet van een personeelslid maar van zijn ex-vriendin. Klager betwist dat hij iets van doen heeft met enige bedreiging
jegens een personeelslid. Nu geen kopie van het briefje aan het dossier is toegevoegd, is niet controleerbaar of het briefje van klager is en of het briefje informatie bevat over zijn ex-vriendin dan wel een personeelslid. Het personeelslid heeft
aangifte gedaan. De ordemaatregel is disproportioneel.

De directeur heeft haar standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht.
Er is in het MT gesproken over het briefje. Het Hoofd Veiligheid heeft het briefje destijds in beslag genomen, maar hij kan het briefje niet meer terugvinden. Het briefje kan dan ook niet worden overgelegd. Het Hoofd Veiligheid heeft aangegeven dat de
weergave van de inhoud van het briefje in het schriftelijk verslag klopt.

Op 11 oktober 2016 heeft de plaatsvervangend vestigingsdirecteur, [...], schriftelijk bericht dat het briefje destijds is aangetroffen in klagers verblijfsruimte. In het briefje was de naam van het personeelslid, een routebeschrijving naar diens huis en
het merk en de kleur van diens auto vermeld. [...] heeft het briefje gezien.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat een in klagers verblijfsruimte aangetroffen briefje (hoofdzakelijk) ten grondslag ligt aan de bestreden ordemaatregel. Klager heeft gemotiveerd betwist dat hij een briefje, met daarin het adres/ een routebeschrijving
en informatie over een auto van een personeelslid, in zijn bezit heeft gehad.
De directeur heeft aangegeven dat het betreffende briefje is zoekgeraakt. Verder constateert de beroepscommissie dat de inhoud van het briefje niet letterlijk is overgenomen in het schriftelijk verslag. Bij deze stand van zaken had het op de weg van de
directeur gelegen (nader) onderzoek te verrichten, bijvoorbeeld door de rapporteur van het verslag te horen. Nu dat niet is gebeurd, is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende komen vast te staan dat klager een briefje, met daarin
voormelde
gegevens van een personeelslid, heeft geschreven dan wel in zijn bezit heeft gehad. Mitsdien is de grond aan de bestreden ordemaatregel komen te ontvallen, nu de overige verwijten die in het rapport genoemd worden niet dragend waren voor de
ordemaatregel.
Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren. Zij acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager. Uit de stukken blijkt dat klager op 15 februari 2016 is overgeplaatst naar een andere
inrichting. Hieruit leidt de beroepscommissie af dat klager gedurende zes dagen in een afzonderingscel heeft verbleven. Op grond hiervan zal de beroepscommissie de tegemoetkoming vaststellen op
€ 60,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 60,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 11 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven