nummer: 16/2648/GM
betreft: [klager] datum: 11 november 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Polman, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 20 juni 2016 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 25 oktober 2016, gehouden in de p.i. Vught.
Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.
Klagers raadsman mr. B.J. Polman en de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Almelo zijn niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft de weigering om klager Temazepam of Valdispert te verstrekken op 16, 17 en 18 mei 2016.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is de klacht als volgt toegelicht.
Alle artsen die klager heeft gesproken, behalve de inrichtingsarts, schrijven klager Temazepam voor. Dit gebeurde ook al voor zijn detentie. Deze medische adviezen kunnen niet zonder meer terzijde worden geschoven met de enkele opmerking dat Temazepam
niet geschikt zou zijn voor klager. Verwezen wordt naar de bijgevoegde brief van klagers cardioloog van 17 februari 2015, waaruit volgt dat de cardioloog Temazepam heeft voorgeschreven. Klager is niet de noodzakelijke medicatie verstrekt op 16, 17 en
18 mei 2016 en heeft hierdoor ernstige gezondheidsrisico’s gelopen. De medisch adviseur stelt dat het verstandig is om te werken met alternatieven. De inrichting heeft om die reden Valdispert aan klager voorgeschreven maar Valdispert was op genoemde
data niet beschikbaar bij de medische dienst. Dat klager op die dagen verstoken was van enige medicatie is onacceptabel. Klager heeft meerdere hartaanvallen gehad in het verleden. Het niet aanwezig zijn van Valdispert is niet vermeld in de his-gegevens
en dient daarin wel te worden vermeld.
De inrichtingsarts heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
De inrichtingsarts ziet onvoldoende reden om klager met Temazepam te behandelen. In verband met de bijwerkingen, waaronder het optreden van psychische en lichamelijke afhankelijkheid, zijn artsen zeer terughoudend met het voorschrijven van deze
medicatie. Voor het voorschrijven van Temazepam moet een heel belangrijke reden bestaan. Het is niet juist dat Temazepam een gunstige invloed zou hebben op het hart. In verband met de bijwerkingen dient eerst te worden gezocht naar andere manieren om
stress te verminderen. In klagers medische gegevens zijn geen meldingen terug te vinden over het niet kunnen verstrekken van Valdispert.
3. De beoordeling
Uit de stukken waaronder de medische gegevens volgt dat klager geen Temazepam is voorgeschreven omdat het gebruik van deze medicatie al snel kan leiden tot lichamelijke en psychische afhankelijkheid. Namens klager is aangevoerd dat het niet verstrekken
van Temazepam aan klager een (ernstig) risico zou vormen voor klagers gezondheid. Deze stelling is echter niet onderbouwd en naar het oordeel van de beroepscommissie niet aannemelijk geworden. Uit klagers medische gegevens volgt anders dan door klager
is gesteld dat hem in de betreffende periode Valdispert is voorgeschreven. Niet is gebleken dat door het eventueel niet verstrekken van Valdispert klager enig gezondheidsrisico heeft gelopen.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen door of namens de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, dr. ing. C.J. Ruissen en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 november 2016.
secretaris voorzitter