Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1792/TB, 28 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:28-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1792/TB

betreft: [klager] datum: 28 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 24 mei 2016 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 september 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door mevrouw mr. A.L. Louwerse, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen
van
het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar een andere inrichting, bij voorkeur FPC van der Hoeven Kliniek te Utrecht of FPC Oostvaarderskliniek te Almere, afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 1 november 2012 geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen. Op 18 januari 2016 is klager
overgeplaatst naar FPC Veldzicht te Balkbrug. Op 12 mei 2016 is namens klager een overplaatsingsverzoek ingediend. Dit verzoek is namens de Staatssecretaris bij beslissing van 24 mei 2016 afgewezen.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De eerder aan klager toegekende EVBG-status is per 1 mei 2016 komen te vervallen. Daarnaast heeft de beklagcommissie klagers beklag tegen de beslissing van het hoofd van Veldzicht tot verlenging
van zijn verblijf op de intensieve zorgafdeling gegrond verklaard, omdat het hoofd van Veldzicht niet kon motiveren waarom een langer verblijf op de intensieve zorgafdeling noodzakelijk zou zijn. Er bestaat ook geen reden om klager langer op de
intensieve zorgafdeling te houden. Klager is gestabiliseerd en zijn gedrag is over het algemeen goed. Op 22 september 2016 is klager weliswaar gesepareerd, maar deze separatie is een dag later opgeheven omdat er in feite niet veel aan de hand was.
Gezien het vorenstaande stelt klager zich primair op het standpunt dat hij moet worden overgeplaatst naar een reguliere afdeling van een andere tbs-kliniek. Veldzicht beschikt namelijk niet over een reguliere afdeling. Mocht een langer verblijf op een
intensieve zorgafdeling wel noodzakelijk worden geacht, dan stelt klager zich subsidiair op het standpunt dat hij moet worden overgeplaatst naar een intensieve zorgafdeling van een andere tbs-kliniek. Op enig moment zal hoe dan ook een overplaatsing
naar een andere kliniek volgen. Gelet hierop is het nutteloos om in te zetten op het opbouwen van een behandelrelatie in Veldzicht en verdient het de voorkeur klager zo spoedig mogelijk over te plaatsen naar een andere kliniek, zodat hij kan wennen aan
die nieuwe kliniek (en vice versa). Klager wil vooruitgang boeken in zijn behandeling en dat is in Veldzicht niet mogelijk.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. De EVBG-status van klager is weliswaar niet verlengd, maar dit betekent niet dat een onmiddellijke plaatsing op een reguliere afdeling – waarover Veldzicht niet
beschikt – moet volgen. Het hoofd van Veldzicht heeft op 18 april 2016 beslist tot verlenging van klagers verblijf op de intensieve zorgafdeling, onder andere om te voorkomen dat de problemen die zich in de Van Mesdag voordeden zich zouden herhalen. De
beklagcommissie heeft het tegen deze beslissing indiende beklag gegrond verklaard omdat die beslissing onvoldoende gemotiveerd was en heeft het hoofd van Veldzicht opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Die nieuwe beslissing is genomen en daartegen
heeft klager opnieuw beklag ingediend. Dit beklag is op de zitting van de beklagcommissie van 6 oktober 2016 behandeld. Anders dan door en namens klager is aangevoerd blijkt uit de inlichtingen van Veldzicht dat nog steeds sprake is van probleemgedrag.
Zo is klager op 21 september 2016 afgezonderd en op
22 september 2016 gesepareerd vanwege zijn gedrag. Een langer verblijf van klager op de afdeling voor intensieve zorg wordt door Veldzicht dan ook noodzakelijk geacht. Gezien het vorenstaande ziet de Staatssecretaris geen reden om klager over te
plaatsen naar een andere inrichting, ook niet als klager in die andere inrichting op een intensieve zorgafdeling zou worden geplaatst. Veldzicht heeft niet te kennen gegeven dat in Veldzicht geen behandelmogelijkheden voor klager meer bestaan. Het
enkele feit dat Veldzicht geen reguliere afdeling voor tbs-ers heeft betekent niet dat klager moet worden overgeplaatst. Het doel van klagers verblijf op de intensieve zorgafdeling is om klagers gedrag en gemoedstoestand zodanig te stabiliseren dat
behandeling (of resocialisatie) op een reguliere afdeling weer mogelijk is. Daarvan is op dit moment nog onvoldoende sprake. Een overplaatsing naar een andere inrichting zal pas aan de orde zijn, als blijkt dat behandeling (of resocialisatie) op een
reguliere afdeling weer verantwoord en zinvol is.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

De beroepscommissie stelt voorop dat klager sinds 18 januari 2016 op de intensieve zorgafdeling als bedoeld in artikel 32 Bvt van Veldzicht verblijft. Veldzicht beschikt, naast genoemde intensieve zorgafdeling, niet over een reguliere afdeling waar
tbs-ers kunnen worden geplaatst.

Niet in geschil is dat klager sinds 1 mei 2016 geen EVBG-status meer heeft.
Voorts staat vast dat het hoofd van Veldzicht op 18 april 2016 op grond van artikel 32 Bvt heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf op de intensieve zorgafdeling. De beklagcommissie bij Veldzicht heeft het tegen deze beslissing ingediende
beklag van klager bij uitspraak van 9 juni 2016 gegrond verklaard, omdat zij de beslissing van het hoofd van Veldzicht onvoldoende gemotiveerd achtte en heeft het hoofd van Veldzicht opgedragen een nieuwe gemotiveerde beslissing te nemen. Op 30 juni
2016 heeft het hoofd van Veldzicht opnieuw beslist tot verlenging van klagers verblijf op de intensieve zorgafdeling. Tegen deze beslissing heeft klager opnieuw beklag ingesteld en dit beklag is bij uitspraak van 13 oktober 2016 – zo is de
beroepscommissie ambtshalve bekend – door de beklagrechter ongegrond verklaard. Klager heeft tegen deze uitspraak van de beklagrechter beroep ingesteld. De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 Bvt heeft op dit moment nog niet op dit beroep
beslist.

De beroepscommissie kan in deze procedure een oordeel geven noch over genoemde beslissing van het hoofd van Veldzicht van 30 juni 2016 noch over genoemde uitspraak van de beklagrechter van 13 oktober 2016. Daarvoor bestaat de beklag- en
beroepsprocedure ingevolge artikel 56 en 67 Bvt. Zolang niet in een onherroepelijke uitspraak is beslist dat genoemde beslissing van het hoofd van Veldzicht van 30 juni 2016 niet in stand kan blijven, kan de beroepscommissie niet anders dan aannemen
dat
op dit moment noodzaak bestaat om klagers verblijf op de intensieve zorgafdeling te continueren. Bij deze stand van zaken is de beroepscommissie van oordeel dat het primaire standpunt van klager dat erop neerkomt dat hij moet worden overgeplaatst omdat
er geen grond meer bestaat hem langer op een intensieve zorgafdeling te laten verblijven, geen doel treft.

Uit hetgeen namens de Staatssecretaris ter zitting is toegelicht volgt dat het stabiliseren van klagers gedrag en gemoedstoestand het primaire doel is van zijn verblijf op de intensieve zorgafdeling van Veldzicht. Op grond van de stukken en hetgeen
door
partijen ter zitting is aangevoerd acht de beroepscommissie aannemelijk dat in Veldzicht inmiddels, na een stroef begin, een werkrelatie is opgebouwd en dat klagers gedrag en gemoedstoestand geleidelijk verbeteren, maar dat thans nog niet sprake is van
een zodanige stabilisatie dat behandeling op een reguliere behandelafdeling weer verantwoord en zinvol kan worden geacht. De beroepscommissie is van oordeel dat de namens klager voorgestane subsidiaire behandelroute (te weten: overplaatsing naar een
intensieve zorgafdeling van een andere inrichting) – die met zich meebrengt dat twee keer zal moeten worden geïnvesteerd in een nieuwe werk- en/of behandelrelatie – niet in het belang van (de voortgang van) klagers behandeling is, gezien de tijd die
het
kost (en heeft gekost) om een nieuwe werk- en/of behandelrelatie met klager op te bouwen, en deelt de visie van de Staatssecretaris – die meebrengt dat slechts één keer moet worden geïnvesteerd in een nieuwe behandelrelatie – dat een overplaatsing van
klager naar een andere inrichting pas geïndiceerd is op het moment dat sprake is van een zodanige stabilisatie van klager dat een behandeling op een reguliere behandelafdeling weer verantwoord en zinvol kan worden geacht.

Gezien het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. F. Boer en drs. M.R. Daniel MPM, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 28 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven