nummer: 16/2054/GA
betreft: [klager] datum: 24 november 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.C. Heijmerink, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 28 april 2016 van de beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) te Scheveningen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 14 oktober 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. T.C. Heijmerink,
dhr. [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC Scheveningen, en
mw. [...], stagiaire bij voornoemde locatie. Als toehoorder was aanwezig
drs. C.W. van der Meer, lid van de Raad.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet betrachten van de zorgplicht door de directeur door aan klager een scheermesje ter beschikking te stellen en na gebruik niet terug te vorderen.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is op 22 oktober 2015 met spoed opgenomen in het MCH Westeinde ziekenhuis nadat hij zichzelf ernstig had verwond met een in zijn
verblijfsruimte achtergelaten scheermesje. Klager heeft het scheermesje van bewaarder W. gekregen, hetgeen al niet had mogen gebeuren. Het scheermesje is vervolgens niet teruggevorderd, wat ook nooit had mogen gebeuren nu klager al langere tijd bekend
is met zeer ernstige psychische problematiek. Ten onrechte is de indruk gewekt dat het beter ging met klager in de dagen voorafgaand aan het incident. De psychische toestand van klager is al jaren zeer zorgelijk. Automutilatie is hem niet vreemd;
klager
heeft in het verleden tweemaal een zelfmoordpoging ondernomen. De beklagcommissie is geheel voorbij gegaan aan het feit dat klager nimmer over scherpe voorwerpen had mogen beschikken in zijn verblijfsruimte. Het feit dat de psychiater naar aanleiding
van een onderzoek heeft geconcludeerd dat er op dat moment geen sprake was van suïcidegevaar maakt dat niet anders. Bovendien heeft klagers dochter voor het incident de leiding van het PPC meermalen op het hart gedrukt haar vader niet de beschikking te
geven over scherpe voorwerpen. Er is sprake van nalatigheid in klagers verzorging nu hij ten onrechte de beschikking heeft gekregen over een scheermesje. Zelfs al zou hij het scheermesje zelf hebben besteld, dan zou deze nooit geleverd mogen worden.
Tevens is van belang dat enige dagen voor 22 oktober 2015 de nachtcontrole van klager zonder duidelijke reden is gestopt. Dit is opmerkelijk omdat het afdelingshoofd ongeveer een week voorafgaande aan het incident aan klagers dochter haar zorgen over
klager had geuit. Klager zag er slecht uit en zou extra in de gaten gehouden worden.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur baseert zich op het advies van de psychiater. Klager was onder behandeling en er was duidelijk verbetering zichtbaar. Daardoor werd
hij
overgeplaatst naar een andere afdeling. Op deze afdeling worden desgevraagd aan gedetineerden scheermesjes verstrekt. Eenmaal verstrekte mesjes worden niet teruggevorderd, maar als een nieuw mesje wordt verstrekt, dient het oude mesje wel teruggegeven
te worden. Er was geen opdracht om toe te zien op invordering van het aan klager verstrekte scheermesje. Op de afdeling waar klager verbleef kon hij ook aan een scheermesje komen indien het hem niet verstrekt zou worden door een bewaarder.
Met de familie wordt niet gecommuniceerd over het welzijn van de patiënt. De familie kan natuurlijk signalen opvangen over de gezondheidstoestand van de patiënt, maar het is de taak van de gedragsdeskundige om te bepalen hoe omgegaan dient te worden
met
de patiënt. De directeur weet niet hoe is omgegaan met de signalen van klagers dochter. Binnen het PPC verblijven meerdere gedetineerden bij wie sprake is van automutilatie of suïcidepogingen. Daarop is klager geen uitzondering.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat aan klager een scheermesje is verstrekt, waarmee klager zichzelf ernstig letsel heeft toegebracht. De raadsvrouw heeft onweersproken gesteld dat klager bekend was met automutilatie en dat klager in het verleden
tweemaal een zelfmoordpoging heeft ondernomen en dat dit bekend was binnen de inrichting. Tevens heeft de raadsvrouw onweersproken gesteld dat klagers dochter bij het PPC heeft aangegeven dat klager om die reden niet over scherpe voorwerpen zou mogen
beschikken. De directeur heeft aangevoerd dat klager op een afdeling verbleef waar gedetineerden mochten beschikken over een scheermesje en dat derhalve aan klager een scheermesje is verstrekt. Gelet op de persoon van klager, waarover gegevens binnen
de
inrichting bekend waren, en het binnen de inrichting bekende gegeven dat klager tot kort voor de overplaatsing zich in een zorgelijke psychische toestand bevond, is de beroepscommissie van oordeel dat in onderhavig geval met het besluit tot
overplaatsing maatwerk geleverd had moeten worden betreffende onder meer de nachtcontroles en het toestaan van scherpe voorwerpen. Nu dit is nagelaten en daarvoor geen goede reden is gegeven, anders dan dat overeenkomstig de beleidsstandaard is
gehandeld, heeft de directeur onvoldoende zorgvuldig gehandeld. Naar het oordeel van de beroepscommissie is de directeur, alle hiervoor vermelde omstandigheden in aanmerking nemend, in dit geval tekort geschoten in zijn zorgplicht. De beroepscommissie
zal het beroep derhalve gegrond verklaren. Zij zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Aan klager zal een tegemoetkoming van € 50,= worden toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 24 november 2016.
secretaris voorzitter