Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2233/GA, 24 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:24-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2233/GA

betreft: [klager] datum: 24 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

gericht tegen een uitspraak van 29 juni 2016 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 oktober 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsman mr. M. de Reus en dhr. [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Dordrecht.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens het verstoren van de orde, rust en veiligheid in de inrichting door mee te werken aan het poseren voor een
foto die is geplaatst op Instagram en het in bezit hebben of gebruik maken van apparatuur die in de inrichting verboden is.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De foto, waarop klager expliciet en zeer overtuigend in beeld is gebracht, is gepost op Instagram, hetgeen bijdraagt aan een mogelijk negatief
imago
van het gevangeniswezen. Bovendien wordt de veiligheid aangetast doordat veiligheidskenmerken van het gebouw worden vertoond. Klager is niet eerder gesanctioneerd voor deze foto. Hij heeft zich wel degelijk schuldig gemaakt aan feiten die onverenigbaar
zijn met de handhaving van de orde, rust en veiligheid in de inrichting. De directeur betwist het standpunt van klager waar deze heeft aangevoerd dat de foto gedurende een eerdere detentie in de p.i. Dordrecht is genomen en dat hij niet gesanctioneerd
had moeten worden gedurende zijn huidige detentie. Op het moment van kennisneming van de foto door de directeur is klager een rapport aangezegd en is hij gesanctioneerd. De directeur kan niet traceren wanneer de foto genomen is. De beklagrechter heeft
ten onrechte een aantal punten niet meegewogen in haar beoordeling. Het is klagers verantwoordelijkheid om aan te tonen wanneer de foto is genomen. Klager heeft willens en wetens de foto geplaatst of laten plaatsen op internet. Dit betekent dat er
contrabande voorhanden is geweest, anders kon de foto niet gemaakt worden. Daar heeft klager in ieder geval kennis van gehad. Tot het moment van de rapportafhandeling was de foto te zien op internet. Sindsdien is de foto verwijderd. Hieruit maakt de
directeur op dat klagers betrokkenheid groter was dan hij heeft doen voorkomen. De foto is gemaakt in een meerpersoonscel. Klager verbleef zowel gedurende zijn vorige detentie als gedurende zijn huidige detentie op dezelfde afdeling als gedetineerde M.
die samen met klager op de foto staat.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op grond van artikel 50 van de Pbw dient de directeur aan te tonen dat klager bepaald gedrag heeft vertoond. De beklagcommissie heeft overwogen dat
het
beklag gegrond is omdat het tijdspad niet aangetoond kan worden, maar dat geen tegemoetkoming wordt toegekend omdat klager wel degelijk op de geposte foto te zien is. De raadsman kan zich verenigen met dit oordeel.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a, juncto artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte voor ten hoogste twee weken
indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die – onder andere – onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting.

Onweersproken is dat klager – samen met een medegedetineerde – te zien is op een op Instagram geposte foto. Tevens onweersproken is dat deze foto is gemaakt in de p.i. Dordrecht. De beroepscommissie acht aannemelijk geworden dat klager samen met een
medegedetineerde heeft bewerkstelligd dat met niet-toegestane fotoapparatuur een foto van klager en de medegedetineerde in de inrichting is gemaakt en dat deze foto is gepost op Instagram. De beroepscommissie is van oordeel dat klager hiermee heeft
gehandeld op een wijze die onverenigbaar is met de orde en veiligheid in de inrichting.

Klager heeft aangevoerd dat de foto is gemaakt gedurende een eerdere detentie in 2014 en dat hij hiervoor niet gedurende zijn huidige detentie gesanctioneerd had kunnen worden. De directeur heeft de datum waarop de foto is gemaakt niet kunnen
achterhalen. Ook klager heeft daaromtrent niets aangetoond. Derhalve is niet vast komen te staan wanneer de foto is gemaakt. De directeur heeft echter gesteld dat hij (pas) op 18 april 2016 kennis heeft genomen van de geposte foto. Daarop is op 19
april
2016 aan klager een rapport aangezegd en is vervolgens een disciplinaire straf opgelegd. Hoewel het tijdsverloop tussen het begaan van een feit als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw en het middels een disciplinaire straf sanctioneren van
dat
feit niet onbegrensd is, staat dit, ook indien de foto tijdens de eerdere detentie in 2014 zou zijn gemaakt, de onderhavige strafoplegging niet in de weg.
De beroepscommissie overweegt daartoe dat de foto in ieder geval tot het moment van kennisneming in april 2016 waarneembaar is geweest via Instagram. Gelet op vorenstaande kan de beslissing van de directeur om klager de bestreden disciplinaire straf op
te leggen niet worden aangemerkt als in strijd met enig wettelijk voorschrift dan wel als onredelijk of onbillijk. Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het
beklag
zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 24 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven