Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2725/GA, 22 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:22-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2725/GA

betreft: [klager] datum: 22 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. Stroobach, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 juli 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn, voor zover hiertegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 oktober 2016, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, zijn gehoord klagers raadsman mr. J.J. Veldheer en [...], juridisch medewerker van de p.i. Groot Alphen.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Na afloop van de behandeling ter zitting is op 25 oktober 2016 een bezoekersoverzicht overgelegd. Een afschrift hiervan is naar klager en zijn raadsman gestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager zijn bezoek niet mocht ontvangen op 10 februari 2016.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is vanuit gegaan dat klager een schrijffout heeft gemaakt, maar dat is onjuist. Klagers vriendin kwam altijd woensdag op bezoek. Klager vraagt zijn bezoek aan via een verzoekbriefje en een piw-er zorgt voor de invoer van deze aanvraag in een
systeem.
De directeur heeft bij de beklagcommissie aangevoerd dat hij zelf ook betrokken is bij bezoekaanvragen. Er zijn meer personen bij het plannen van bezoek betrokken. Als er een fout wordt gemaakt door een piw-er of directeur, mag dit niet voor rekening
van klager komen. Mocht het bezoek voor dinsdag 9 februari 2016 in plaats van woensdag 10 februari 2016 zijn ingepland, dan merkt klager op dat hij op dinsdag niet is opgeroepen voor bezoek. Was dat wel het geval, dan kon hij het verkeerd ingeplande
bezoek nog wijzigen. De gang van zaken is erg vervelend, zeker omdat de bezoekster zwanger was en klager er zeker van is dat hij geen fout heeft gemaakt. Er was bovendien ruimte in de bezoekzaal en afgevraagd wordt waarom klager toen toch niet zijn
bezoek mocht ontvangen.

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Een bezoekaanvraag wordt door een gedetineerde ingevuld op een verzoekbriefje. Een piw-er voert die aanvraag op in het systeem en controleert hierbij of er tijd en ruimte beschikbaar is. De verzoekbriefjes worden daarna weggegooid. De directeur bemoeit
zich inhoudelijk niet met bezoekaanvragen, tenzij er sprake is van een bezoekaanvraag van een gedetineerde met een bijzondere status. Dat is hier niet het geval. In het systeem stond geregistreerd dat klager een dag eerder, op dinsdag, bezoek zou
ontvangen. Hij had voor woensdag geen bezoek aangevraagd. Het bezoek kon daarom worden geweigerd. Mocht er sprake zijn van een misverstand dan wordt niet per definitie het bezoek geweigerd. In overleg kan (korter) bezoek worden toegelaten als er is
ruimte en gelegenheid is om het bezoek te ontvangen. Daar wordt niet al te moeilijk over gedaan.

3. De beoordeling
Vast staat dat klagers vriendin zich op woensdag 10 februari 2016 om ongeveer 17.20 uur bij de bezoekportier heeft gemeld. Klager mocht zijn bezoekster niet ontvangen omdat hij volgens het systeem geen bezoekmoment had. Het bezoekmoment stond volgens
het systeem ingepland voor een dag eerder, dinsdag 9 februari 2016. Het blijft onduidelijk wie verantwoordelijk is voor het onjuist opgevoerde bezoekmoment en voor wiens rekening dit dient te komen. In ieder geval is het bezoek geweigerd. Overigens is
klager een dag eerder, op 9 februari 2016, niet opgeroepen voor een bezoekmoment. Op het bezoekersoverzicht staat overigens ook geen bezoeker opgevoerd voor 9 februari 2016.
De vraag is of de weigering van het bezoek op 10 februari 2016 onredelijk en onbillijk is. De beroepscommissie meent van wel. In het klaagschrift van 16 februari 2016 staat dat de bezoekersruimte niet geheel bezet was. In de reactie van de directeur
van
31 mei 2016 staat dat: “De regel is dat als er geen bezoekmoment is ingepland het bezoek wordt geweigerd.” Gezien het belang van een bezoekmoment voor een gedetineerde, nu er overduidelijk sprake was van een misverstand en niet weersproken is dat er
ruimte was om het bezoek (eventueel korter) te ontvangen, oordeelt de beroepscommissie dat de beslissing om het bezoek te weigeren in dit geval onredelijk en onbillijk is. Zij zal het beroep en onderliggende beklag daarom gegrond verklaren. Nu de
gevolgen hiervan niet meer ongedaan te maken zijn, komt klager een tegemoetkoming toe voor het ondervonden ongemak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag met nummer 249 alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 22 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven