Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2952/GB, 21 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/2952/GB

Betreft: [Klager] datum: 21 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 augustus 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 22 april 2014 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Esserheem te Veenhuizen. Op 9 augustus 2016 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Lelystad, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing gebaseerd op het selectieadvies van de directeur van de locatie Esserheem. Hieruit komt naar voren dat klager zeer bepalend is voor de stemming op de afdeling, dat hij manipulatief, dwingend en
dominant gedrag vertoont en dat hij meermaals medegedetineerden en inrichtingsmedewerkers heeft bedreigd. Voor een incident op 2 augustus 2016, waarbij hij een inrichtingsmedewerker ernstig heeft bedreigd, is hij disciplinair gestraft. Klager stelt
echter dat geen sprake is geweest van een kale bedreiging, maar van een reactie op de onheuse bejegening door de betreffende inrichtingsmedewerker. Klagers uitlatingen dienen te worden aangemerkt als een emotionele ontlading. Het was geenszins klagers
intentie de medewerker daadwerkelijk te bedreigen. De incidenten die binnen de locatie Esserheem hebben plaatsgevonden, zijn niet van een zodanige aard dat sprake is van een patroon van ongewenst gedrag dat de orde en veiligheid binnen de inrichting
heeft verstoord. Evenmin was het incident van 2 augustus 2016 van een zodanige aard dat deze de overplaatsing kan rechtvaardigen. Hiertoe voert klager aan dat incidenten die in de p.i. Amsterdam hebben plaatsgevonden, waar drie rapporten zijn opgemaakt
voor bedreigingen van klager jegens inrichtingspersoneel en medegedetineerden, niet in de weg hebben gestaan aan een plaatsing van klager in de locatie Esserheem. Daarenboven heeft klager in de periode dat hij in de locatie Esserheem heeft verbleven,
van 29 april 2015 tot 8 augustus 2016, zes disciplinaire straffen opgelegd gekregen. De incidenten waarvoor deze straffen zijn opgelegd, zijn volgens klager niet in onderling verband dusdanig ernstig dat kan worden verondersteld dat hierdoor de orde,
rust en veiligheid binnen de inrichting is verstoord. Op basis van het selectieadvies van de directeur van de locatie Esserheem rijst bij klager bovendien het vermoeden dat een of meer inrichtingsmedewerkers hem liever kwijt dan rijk zijn. Dit
vermoeden
is gebaseerd op enkele mededelingen van inrichtingsmedewerkers in het selectieadvies die volgens klager ongefundeerd en niet gemotiveerd zijn. Klager stelt dat hij zich, blijkens het selectieadvies, goed laat sturen in zijn gedrag, hetgeen volgens hem
tegen een wegplaatsing uit de locatie Esserheem pleit. Voorts is namens klager verzocht om een financiële tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Esserheem komt naar voren dat klager zeer bepalend is voor de stemming op de afdeling, dat hij manipulatief, dwingend en dominant gedrag vertoont en dat hij meermaals medegedetineerden en
inrichtingsmedewerkers heeft bedreigd. Op 2 augustus 2016 heeft klager een medewerker dusdanig ernstig bedreigd dat hij hiervoor disciplinair is gestraft. De directeur van de locatie Esserheem heeft een overplaatsing in het kader van de orde, rust en
veiligheid binnen de inrichting noodzakelijk geacht. De selectiefunctionaris stelt dat klagers gedrag, zoals dat in het selectieadvies is geschetst, een overplaatsing rechtvaardigt.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Lelystad is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Klager voert in beroep aan dat zijn gedrag niet van een zodanige aard is dat dit een overplaatsing kan rechtvaardigen. De selectiefunctionaris meent de beslissing tot overplaatsing, gelet op de orde, rust en veiligheid binnen de locatie
Esserheem, in redelijkheid te hebben kunnen nemen. De beroepscommissie heeft geen reden te twijfelen aan de beschrijving van klager in het selectieadvies van de directeur van de locatie Esserheem. Deze beschrijving komt erop neer dat klager geen
tegenspraak duldt, dwingend en dominant gedrag vertoont, zich manipulatief opstelt en medegedetineerden en inrichtingsmedewerkers tegen elkaar uitspeelt. Blijkens het selectieadvies heeft hij meermaals medegedetineerden en inrichtingsmedewerkers
bedreigd. Op 3 augustus 2016 is klager disciplinair gestraft wegens ernstige bedreiging van een medewerker. Uit het selectieadvies van de inrichting van per 8 augustus 2016 valt verder af te leiden dat de psycholoog naar aanleiding van een met klager
gevoerd gesprek te kennen heeft gegeven dat klager zakelijk en dwingend is, niet voor een andere zienswijze dan zijn eigen openstaat en dat van zijn woorden een zekere dreiging uitgaat.

4.4. De beroepscommissie acht het, het hiervoor omschreven gedrag van klager in aanmerking nemende, aannemelijk dat klager de orde, rust en veiligheid binnen de locatie Esserheem dusdanig heeft verstoord dat een overplaatsing in dit kader
noodzakelijk werd geacht. Daarbij merkt zij op dat de selectiefunctionaris in beginsel mag vertrouwen op de inhoud van het selectieadvies zoals dit door de directeur is opgesteld. Hetgeen klager stelt omtrent de verstoorde relatie met een of meer
inrichtingsmedewerkers, vindt geen steun in de stukken. Indien sprake zou zijn van een verstoorde relatie, acht de beroepscommissie een overplaatsing bovendien juist in de rede liggen. Gelet hierop kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 21 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven