Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2873/GB, 21 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/2873/GB

Betreft: [Klager] datum: 21 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.N. Slijters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 augustus 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 29 oktober 2015 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b. van de p.i. Dordrecht. Op 17 juni 2016 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de p.i. Vught, waar hij thans verblijft.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager meent dat de selectiefunctionaris de beslissing tot overplaatsing naar het h.v.b. van de p.i. Vught en de ongegrondverklaring van klagers bezwaarschrift heeft gebaseerd op een vermeende dreiging jegens klager vanuit de motorwereld, waarbij de
selectiefunctionaris verwijst naar een aantal maatregelen die zijn genomen in het kader van klagers veiligheid. Klager was op de lijst voor gedetineerden met een vlucht- en maatschappelijk risico (GVM) geplaatst met een status ‘verhoogd’. Thans is deze
status opgeheven, zodat de vermeende dreiging volgens klager ook niet meer geldt. Voorts heeft de officier van justitie in klagers strafzaak, reeds voordat klagers GVM-status werd opgeheven, ter zitting uitdrukkelijk en expliciet te kennen gegeven dat
geen sprake is van een concrete dreiging jegens klager. Klager stelt niet betrokken te zijn geweest bij de dood van de voorman van de motorclub waarvan de dreiging afkomstig zou zijn en wordt hiervan ook niet verdacht. Bovendien heeft hij eerder
verbleven met leden van de betreffende motorclub en heeft dit volgens hem nooit eerder tot problemen geleid.
Hierbij komt dat de familie van klager woonachtig is in de regio Rotterdam en dat de reisafstand van Rotterdam naar Vught aanzienlijk langer is dan naar Dordrecht, waar klager voor zijn overplaatsing verbleef. Klagers vrouw en kinderen zijn bovendien
woonachtig in België, in de omgeving van Antwerpen, en zijn afhankelijk van het openbaar vervoer. De reis met het openbaar vervoer van Antwerpen naar Vught is voor hen dermate bezwarend dat het bezoeken van klager feitelijk onmogelijk is. Nu klager
lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS), is het voor hem van groot belang dat hij zijn vrouw wekelijks kan zien. Door de overplaatsing naar de p.i. Vught is dit niet meer mogelijk. Voor zijn PTSS werd klager in de p.i. Dordrecht
daarenboven
intensief behandeld. Met zijn behandelend psycholoog had hij een vertrouwensband opgebouwd. Thans is de behandeling opgeschort, als gevolg waarvan klagers gebruik van slaap- en kalmeringsmedicijnen is toegenomen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Nu een lid van de betreffende motorclub waarvan de dreiging jegens klager afkomstig is, in de p.i. Dordrecht verblijft, heeft het openbaar ministerie (OM) verzocht klager over te plaatsen naar een andere inrichting. Een langer verblijf in de p.i.
Dordrecht werd niet mogelijk geacht vanwege de liquidatiedreiging jegens klager. Een overplaatsing was volgens de selectiefunctionaris noodzakelijk om klagers veiligheid te kunnen waarborgen. Bij de selectie voor de p.i. Vught is zoveel mogelijk
rekening gehouden met het bezoek van klager en het arrondissement waarvoor hij is ingesloten. De selectiefunctionaris erkent dat klagers GVM-status (‘verhoogd’) is opgeheven. Navraag bij het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) heeft geleerd
dat een concrete liquidatiedreiging thans ontbreekt. Volgens de selectiefunctionaris doet dit echter niet af aan het gegeven dat klagers veiligheid wordt bedreigd, nu vergelding in zijn strafzaak niet ondenkbaar is. Een terugplaatsing naar de p.i.
Dordrecht acht de selectiefunctionaris niet mogelijk, nu daar een lid van de betreffende motorclub verblijft. Het waarborgen van klagers veiligheid acht de selectiefunctionaris thans het meest zwaarwegend. Benodigde zorg in het kader van klagers PTSS
kan in de p.i. Vught aan klager worden geboden.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Uit de stukken in het dossier komt naar voren dat klager op de GVM-lijst is geplaatst vanwege een liquidatiedreiging die samenhangt met de strafzaak waarvoor klager thans (preventief) is gedetineerd. Een langer verblijf in de p.i. Dordrecht
werd
niet wenselijk geacht, nu daar een lid verbleef van de motorclub waarvan voornoemde dreiging afkomstig was. Voorts blijkt uit de stukken dat niet langer sprake is van een verhoogd vlucht- en maatschappelijk risico, zodat klagers GVM-status is
opgeheven.
Blijkens informatie van het GRIP ontbreekt thans een concrete liquidatiedreiging jegens klager.

4.3. Gelet op het vorenstaande vindt het standpunt van de selectiefunctionaris dat nog altijd sprake is van een dreiging jegens klager, onvoldoende steun in de stukken. Nu de selectiefunctionaris, gelet op het feit dat klager niet langer op de
GVM-lijst is geplaatst, onvoldoende heeft onderbouwd op welke gronden een terugplaatsing naar de p.i. Dordrecht niet mogelijk is, kleeft aan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris een motiveringsgebrek,
zodat deze als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Derhalve zal het beroep gegrond worden verklaard en dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met
inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 21 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven