Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3441/GV, 18 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:18-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3441/GV

betreft: [klager] datum: 18 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Urbanus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 september 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof toegewezen voor zover het betrekking heeft op het bijwonen van een zakelijk gesprek, onder de voorwaarde van begeleiding door de
Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O), en heeft het verzoek voor het overige afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om onbegeleid incidenteel verlof voor de duur van dertig uren voor het bijwonen van een drietal afspraken, namelijk met de curator aangaande een faillissementszaak, met
zijn
raadsman ter voorbereiding van een rechtszitting en een zakelijk gesprek. Er is slechts incidenteel verlof verleend voor het bijwonen van het zakelijke gesprek, onder de voorwaarde van begeleiding door DV&O. Zowel het Openbaar Ministerie (OM), de
politie als de inrichting hebben aangegeven geen bezwaren te hebben tegen het bijwonen van de drie afspraken, mits alle afspraken op 4 oktober 2016 zouden plaatsvinden. De beslissing om het bijwonen van twee van de drie afspraken af te wijzen is
onredelijk en onbillijk. Ten aanzien van het gesprek met de curator is van belang dat klager tijdens dit gesprek stukken dient te overleggen, hetgeen vanuit de inrichting niet mogelijk is. Ten aanzien van de zakelijke afspraak is ten onrechte alleen
verlof onder begeleiding toegestaan. Er dient sprake te zijn van een noodzakelijkheid voor begeleiding. Ter onderbouwing is aangevoerd dat klager nog een lang strafrestant heeft, nog niet in aanmerking komt voor andere vormen van verlof en een
executie-indicator heeft waaruit blijkt dat slachtoffers op de hoogte moeten worden gesteld van het verlaten van de inrichting, hetgeen voor 4 oktober 2016 niet meer lukt. Uit het verweer van de selectiefunctionaris blijkt dat er toch geen sprake is
van
een IDV-termijn. De executie-indicator heeft daarmee ten onrechte ten grondslag gelegen aan de bestreden beslissing. Voor het overige is de onderbouwing onvoldoende. Uit het advies vrijheden volgt dat het recidiverisico en het risico op onttrekking aan
de voorwaarden wordt geschat als laag gemiddeld. Er kon derhalve wel een inschatting worden gemaakt van eventuele risico’s tijdens een onbegeleid incidenteel verlof. Daarnaast ziet het zakelijk gesprek op een afspraak met mogelijke toekomstige
zakenpartners. Dit is van belang voor klagers resocialisatie. Bewaking zal de kans op een positieve afloop van het gesprek aanzienlijk verlagen. De andere twee gesprekken zijn met verschoningsgerechtigden waardoor zij zich ook bezwaarlijk laten
plaatsvinden onder bewaking.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft onderbouwd dat hij belang heeft bij het bijwonen van het zakelijke gesprek. Gelet op het lange strafrestant en het feit dat klager daardoor nog niet in aanmerking komt voor andere vormen van verlof wordt dit verzoek alleen toegewezen onder
de voorwaarde van begeleiding van DV&O. Verder heeft klager verzocht aanwezig te mogen zijn bij een gesprek met de curator en de raadsman. Artikel 31, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) biedt de mogelijkheid
om incidenteel verlof te verlenen om praktische voorbereidingen te treffen op zijn invrijheidstelling. Conform het tweede lid van voornoemd artikel wordt dit verlof slechts verleend indien de invrijheidstelling binnen drie maanden te verwachten valt en
de voorbereidingen niet op een andere wijze kunnen worden getroffen. Hiervan is geen sprake. Voor wat betreft de gesprekken met de curator en raadsman is onvoldoende onderbouwd dat klagers aanwezigheid noodzakelijk is. Klager heeft de gelegenheid om
bezoek van zijn raadsman in de inrichting te ontvangen. Voorts geldt nog dat klager tot op heden niet eerder de inrichting heeft verlaten in het kader van vrijheden en kan er geen inschatting worden gemaakt van de eventuele risico’s tijdens een
onbegeleid incidenteel verlof en de wijze waarop klager om zal gaan met verleende vrijheden. Van een executie-indicator, zoals aangevoerd in de bestreden beslissing, is geen sprake. Het Informatiepunt Detentieverloop (IDV) informeert slachtoffers en
nabestaanden van zeer ernstige delicten over het verloop van de straf. Gelet op artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is er sprake van een spreekrechtwaardig delict, maar van een zogeheten IDV-termijn is geen sprake nu klager de
status van arrestant heeft en derhalve niet continu heeft vastgezeten tot de uitspraak.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag omdat er onvoldoende tijd is om de slachtoffers te informeren.
Het multidisciplinair overleg (MDO) van de p.i. Lelystad heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, gelet op klagers onbesproken gedrag in detentie en het feit dat klager heeft laten zien zich aan afspraken te kunnen houden.
Het OM heeft geen bezwaar tegen het verzoek om onbegeleid incidenteel verlof, mits het verlof wordt beperkt tot de dag van 4 oktober 2016.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar en negen maanden, met aftrek, wegens overtreding van de Wet Toezicht Effectenverkeer. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 13 juni 2018.

Op grond van het bepaalde in artikel 21, eerste lid, van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Op grond van het
bepaalde in het tweede lid van voornoemd artikel kan incidenteel verlof onder begeleiding of bewaking plaatsvinden.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof, zonder begeleiding, voor het bijwonen van een zakelijk gesprek, een gesprek met de curator en een gesprek met zijn raadsman ter voorbereiding van een strafzitting. Het verzoek is toegewezen ten aanzien van
het bijwonen van het zakelijke gesprek, onder de voorwaarde van begeleiding door DV&O. Voor het overige is het verzoek afgewezen.

Voor wat betreft het bijwonen van een gesprek met de curator heeft klager aangevoerd dat hij in het kader van een oud faillissement stukken dient aan te leveren en te onderbouwen, hetgeen hij niet vanuit detentie kan doen. De beroepscommissie is van
oordeel dat de door klager opgegeven reden voor incidenteel verlof niet kan worden aangemerkt als een zodanige omstandigheid in de persoonlijke sfeer van klager dat hem daarvoor incidenteel verlof moet worden verleend. Voorts is onvoldoende aannemelijk
geworden dat er sprake is van een gebeurtenis waarbij zijn aanwezigheid op dat moment noodzakelijk zou zijn. Ten aanzien van het gesprek met zijn raadsman heeft klager toegelicht dat hij een strafzitting wil voorbereiden. Nu klager in de inrichting de
mogelijkheid heeft om samen met zijn raadsman zijn strafzitting voor te bereiden, is niet gebleken van een gebeurtenis waarbij klagers aanwezigheid noodzakelijk is. Derhalve kan de bestreden beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Ten aanzien van het bijwonen van de zakelijke afspraak onder de voorwaarde van begeleiding door DV&O overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit de onderliggende stukken maakt de beroepscommissie op dat er sprake is van goed gedrag van klager in
detentie. Bovendien hebben het OM, de politie en het MDO een positief advies uitgebracht inzake het verlofverzoek. Anderzijds maakt de beroepscommissie uit de onderliggende stukken op dat klager niet eerder de inrichting heeft verlaten in het kader van
vrijheidsverlening. Daarnaast is sprake van een behoorlijk strafrestant. Gelet op vorengaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris tot toewijzing van het
verzoek om incidenteel verlof onder de voorwaarde van begeleiding van DV&O niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 18 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven