Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2522/GA, 9 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:09-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2522/GA

betreft: Klager datum: 9 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C.A.M. Oomen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 juli 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het in het PPC slechts één uur per week mogen ontvangen van bezoek (VU-2016-937);
b.1. het van 2 april 2016 tot en met 8 april 2016 niet naleven van het dagprogramma waardoor klager in totaal minder dan 63 uur is uitgesloten (VU-2016-938);
b.2. het van 2 april 2016 tot en met 8 april 2016 niet naleven van het dagprogramma waardoor het dagprogramma elke dag te laat is aangevangen.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder a. en heeft het beklag onder b.1. ongegrond verklaard; een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Een beslissing op beklagonderdeel b.2. is
uitgebleven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
a. Het beklag ziet niet op een algemeen geldende regeling, maar op de afwijzing van het individuele verzoek tot bezoek zonder toezicht (BZT). Er is ten onrechte beslist dat klager recht heeft op slechts één uur bezoek per week. Klager verblijft in het
plusprogramma en dient gebruik te kunnen maken van BZT. Zoals blijkt uit de overgelegde brief van
18 januari 2016 heeft klager in de locatie Roermond wel BZT gehad. Een eerder ingediend beklag van klager tegen de afwijzing van BZT in de p.i. Almelo is gegrond verklaard.
b. Namens klager is een aantal bijlagen overgelegd waaruit blijkt dat het dagprogramma niet is nageleefd.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat het door klager ingediende klaagschrift niet is gericht tegen het aangepaste dagprogramma in de periode van 2 mei 2016 tot en met 4 mei 2016 en een afwijzing van een verzoek tot BZT. Een nieuw beklag kan niet per
beroepschrift worden ingediend. Hetgeen namens klager in beroep is aangevoerd over het aangepaste dagprogramma en de afwijzing van een verzoek tot BZT zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.

a.
Klager klaagt over een algemeen in de inrichting geldende regel. Deze regel is in overeenstemming met het bepaalde in artikel 38, eerste lid, Pbw en derhalve naar het oordeel van de beroepscommissie niet in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Het
beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

b.1.
Het PPC Vught is een afdeling met een individueel regime als bedoeld in artikel 22 van de Pbw. In de Memorie van Toelichting bij dit artikel heeft de wetgever bepaald dat het kenmerk van het individuele regime is dat eventueel per dag kan worden
bepaald
of en in welke mate een gedetineerde aan gemeenschappelijke activiteiten kan deelnemen. Uit de wettelijke bepaling en de toelichting hierop volgt dat het de bedoeling is de directeur in de gelegenheid te stellen maatwerk toe te passen bij de invulling
van het concrete regime voor een gedetineerde in een individueel regime, met name voor wat betreft diens deelname aan gemeenschappelijke activiteiten. Hierbij kan voor zover dat mogelijk en verantwoord is aansluiting worden gezocht bij het regime van
beperkte gemeenschap. Tussen het regime van beperkte gemeenschap en het individuele regime bestaat echter geen dwingende koppeling. De wettelijke eisen die artikel 3, derde lid, Pm stelt aan het aanbieden van activiteiten en bezoek in een regime van
beperkte gemeenschap gelden dan ook niet voor een individueel regime. Gezien het vooroverwogene zal het beroep ongegrond worden verklaard en zal de uitspraak van de beklagrechter worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

b.2.
De beklagrechter is niet inhoudelijk ingegaan op dit onderdeel van het beklag. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen dit onderdeel van de klacht in enige en hoogste instantie afdoen. Uit het klaagschrift valt op te maken dat klager
nauwkeurig per dag heeft bijgehouden hoe laat het dagprogramma in de betreffende periode is aangevangen. Gelet hierop en nu de directeur het gestelde niet heeft weersproken, acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat het dagprogramma
in
de periode van 2 april 2016 tot en met 8 april 2016 te laat is aangevangen. Het beklag zal gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De
beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 5,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep onder a. en b.1. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beklag onder b.2. alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L.S. Rietdijk, secretaris, op 9 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven