Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3684/GV, 9 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:09-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3684/GV

betreft: [klager] datum: 9 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.R. Koopman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 oktober 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op 4 en 8 november 2016 is van klagers raadsvrouw een schriftelijke toelichting op het beroep ontvangen. Een kopie hiervan is gestuurd aan de selectiefunctionaris.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt - samengevat - toegelicht. Klagers zus is ernstig ziek en zij overweegt euthanasie te laten toepassen. Klager wenst hier met zijn zus in persoon over te praten zodat bekeken kan worden of euthanasie daadwerkelijk
de
enige optie is. Klagers zus is niet in staat klager in de inrichting te bezoeken. Zijn zus is erg op klager gesteld en klager is dan ook de enige die haar in deze keuze kan bijstaan. De huisarts heeft aangegeven dat het zeer wenselijk is dat klager
zijn
zus zou kunnen zien, begeleiden en ondersteunen. Mochten gesprekken geen oplossing bieden en mocht euthanasie de enige uitweg zijn, dan wenst klager zijn zus hierin bij te staan, zowel in de periode daaraan voorafgaand, alsook tijdens en daarna. Klager
komt op grond van artikel 36 jo. artikel 23 en 24 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting in aanmerking voor strafonderbreking.
Klager verblijft al lange tijd in de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel. Hij heeft in twintig maanden geen disciplinaire straf of ordemaatregel opgelegd gekregen. Hij verblijft in het plusprogramma. Hij is vrijgesteld van deelname aan het
programma Terugdringen Recidive en hij heeft mitsdien niet geweigerd hieraan deel te nemen. Verwezen wordt naar een uitspraak van de beklagcommissie van [...] bij voormelde inrichting, met kenmerk [...]. Hulpverlening en begeleiding is klager nimmer
aangeboden. Het feit dat geen detentiefasering heeft plaatsgevonden, kan klager niet worden verweten. De reclassering heeft geen RISc afgenomen. Mitsdien kan niet worden gesteld dat het recidiverisico onverminderd hoog is. Niet is gebleken dat klager
zich in het verleden fysiek agressief heeft gedragen jegens personeel.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft primair verzocht om strafonderbreking, subsidiair om incidenteel verlof. De selectiefunctionaris heeft het verzoek om incidenteel verlof toegewezen bij beslissing
van 24 oktober 2016.
Onvoldoende is gebleken waarom klager de begeleiding en verzorging van zijn zus op zich zou moeten nemen. Strafonderbreking is niet noodzakelijk. In artikel 36 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting is bepaald dat strafonderbreking kan
worden verleend voor de verzorging van ‘een ernstig zieke levenspartner, kind of ouder’, derhalve een familielid in de eerste graad. Klagers zus is een familielid in de tweede graad.
Er bestaat twijfel of een verlof zonder begeleiding ongestoord zal verlopen.

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking. Volstaan kan worden met een andere vorm van verlof.
Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking. Klagers gedrag gedurende de detentie is niet goed. De vordering van het Openbaar Ministerie tot het achterwege blijven van de vervroegde
invrijheidstelling is door de rechtbank toegewezen. Het recidiverisico is nog onverminderd hoog.
De politie heeft positief geadviseerd ter zake van het verlofadres.
De reclassering beschikt over te weinig informatie om een adequate inschatting te kunnen maken van het recidiverisico.
De medisch adviseur acht verlof op zeer korte termijn geïndiceerd. Klagers zus heeft diverse chronische aandoeningen. Hierdoor is zij niet meer in staat klager in de inrichting te bezoeken. Haar gezondheidstoestand is slecht en gaat verder achteruit.
Zij heeft verzocht om euthanasie; deze zal naar verwachting op korte termijn plaatsvinden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van elf jaar en vier maanden, wegens medeplegen van doodslag. De fictieve einddatum van zijn detentie is bepaald op 1 juni 2018.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. Op grond van artikel 36 jo. artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor een in levensgevaar verkerende zuster.

De beroepscommissie is van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met een bezoek van klager aan zijn zuster in het kader van incidenteel verlof, om met haar te spreken over haar (mogelijke) keuze voor euthanasie. De beroepscommissie overweegt
hierbij dat niet is gebleken dat klagers persoonlijke aanwezigheid voor een langere periode op dit moment noodzakelijk is in de zin van voornoemde Regeling. Gelet hierop kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 9 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven