Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2945/GM, 11 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2945/GM

betreft: [klager] datum: 11 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 10 augustus 2016 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 oktober 2016 gehouden in de p.i. Vught, is gehoord klagers raadsman mr. G.H. Fijma.

Klager en de inrichtingsarts van de p.i. Krimpen aan den IJssel hebben meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur en voor zover ter zake beroep is ingesteld, betreft het niet adequaat behandelen van klagers gescheurde triceps.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is de klacht als volgt toegelicht.
De overige klachten die vermeld worden in het verzoek om bemiddeling en in het beroep hoeven niet besproken te worden. Het beroep wordt beperkt tot het niet adequaat behandelen van klagers gescheurde triceps. De raadsman heeft klager gezien op 10
oktober 2016 bij de raadkamer.
Bij een incident tijdens het sporten is klagers triceps gescheurd. Hij is onderzocht in het ziekenhuis en daar is hij niet op juiste wijze behandeld. Niet is vastgesteld dat de triceps gescheurd was. Inmiddels is dit inoperabel en heeft dit geleid tot
invaliditeit.
Op de vraag of het letsel in het ziekenhuis geconstateerd had moeten worden, heeft de raadsman geantwoord dat niet te weten en aangevoerd dat de medische dienst vaak niet bevoegd is om nader onderzoek te verrichten. De raadsman refereert zich op dit
punt aan het oordeel van de beroepscommissie. Van belang is vast te stellen dat het niet goed is gegaan. Het percentage functieverlies is nog niet bekend. De raadsman schat in dat het functieverlies ongeveer 50% zal zijn. Een orthopeed heeft
geconstateerd dat de triceps gescheurd is. Die verklaring is voor de raadkamer opgesteld. Het betreft klagers linkerarm. Het letsel levert hinder op. Hij kan zijn kleinkinderen niet meer optillen. Inmiddels verblijft klager in de zeer open inrichting
locatie Hoogvliet.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen, voor zover in beroep van belang.
Klager had een bloeduitstorting op zijn linkerarm die werd veroorzaakt door een duw van een medegedetineerde. Hierdoor viel klager tegen een paal. De inrichtingsarts heeft de arm beoordeeld en een expectatief beleid afgesproken.

3. De beoordeling
Uit de behandeling ter zitting, de stukken en met name de medische informatie volgt dat klager nadat hij op 8 februari 2016 tegen een paal was aangevallen bij het sporten een forse bloeduitstorting had. Klager is de dag daarna door de inrichtingsarts
gezien en onderzocht en de inrichtingsarts heeft geconstateerd dat er geen sprake was van functieverlies, hetgeen niet op een scheuring van de triceps duidt. Vervolgens heeft de inrichtingsarts klager binnen een week doorgestuurd naar het ziekenhuis
voor het maken van een foto.

De beroepscommissie is het van oordeel dat het bovenbeschreven handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Voor zover klagers raadsman heeft bedoeld dat de klacht tevens is gericht tegen het niet stellen van de juiste diagnose c.q. de niet adequate behandeling in het ziekenhuis, kan de beroepscommissie klager niet in dit onderdeel van de klacht ontvangen,
nu
dit geen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts betreft.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht voor zover die is gericht tegen het niet stellen van de juiste diagnose c.q. de niet adequate behandeling in het ziekenhuis en verklaart voor het overige het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, dr. ing. C.J. Ruissen en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven