Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2925/GM, 11 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2925/GM

betreft: [klager] datum: 11 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 11 augustus 2016 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 oktober 2016, gehouden in de p.i. Vught, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.G.J.E. Lut, gehoord.

De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Vught heeft meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft het weigeren van zorg c.q. de behandeling door de fysiotherapeut.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht.
Tijdens een oefening voelde klager iets scheuren in zijn linkerbeen. Hij voelde eerst pijn in zijn onderrug en daarna in zijn linkerlies. De pijn was en is heel hinderlijk en onvoorspelbaar. Klager is tweemaal opgeroepen voor fysiotherapie. De eerste
behandeling was uitgebreid en de tweede behandeling was kort. Klager had de tweede keer het gevoel dat het de fysiotherapeut totaal niet boeide. Hij zei dat het aan zijn buikspieren lag. Klager begrijpt dat het voor je stabiliteit beter is je
buikspieren te ontwikkelen, maar als je een scheur voelt achterin je linkerbovenbeen is dat een ander verhaal. Klager is gezegd oefeningen te doen. Hij dacht dat hij een derde keer zou worden opgeroepen voor fysiotherapie, maar dat is niet gebeurd.
Klager is gezegd dat hij uitbehandeld was. Hij bleef echter pijn houden. Voorgehouden wordt dat de verwijzing naar de fysiotherapeut bedoeld was voor eenmaal instructie. Klager heeft desgevraagd geantwoord dat hij na de tweede fysiotherapiebehandeling,
waarna hem is gezegd dat hij was uitbehandeld, niet is teruggegaan naar de inrichtingsarts maar een klacht heeft ingediend.
Hij verblijft nu in locatie De Schie en heeft daar wel fysiotherapie. Pas in de locatie De Schie is de behandeling weer voorgezet en is hem gezegd dat het ernstig is. Hij krijgt daar ook heel andere oefeningen en voor andere spieren dan in de p.i.
Vught. Er is nog steeds sprake van gevoelsverlies en een dof gevoel in het linkerbeen. Hij heeft last van zijn onderrug en van zijn linkerlies. Hij kan door de pijn heel moeilijk slapen. Hij kan moeilijk zijn schoenen aandoen of iets uit de koelkast
pakken. Hij kan niet meer sporten en amper normaal wandelen.
In de p.i. Vught is de verkeerde diagnose gesteld door de fysiotherapeut en niet zorgvuldig gehandeld.
Aanvullende informatie kan worden opgevraagd in locatie De Schie. De behandeling van de zaak zou dan dienen te worden aangehouden.

De fysiotherapeut heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, als volgt nader toegelicht. Klager had aspecifieke lage rugklachten. De oorzaak van de klachten is dat hij verkeerd omgaat met belasting en belastbaarheid van zijn
lumbale wervelkolom. Door een collega is eenmaal de lumbale wervelkolom gemanipuleerd om meer mobiliteit te krijgen. Klager zijn oefeningen gegeven om zelf zijn bewegelijkheid te verbeteren en het advies gegeven om niet te zware rugoefeningen te doen.
Klager heeft aangegeven het beter te weten dan de fysiotherapeuten. Klager is gezegd dat hij door moet gaan met de oefeningen en dat de fysiotherapeut voorlopig weinig voor hem kan doen zolang er geen balans komt tussen belasting en belastbaarheid van
zijn rug. De behandelingen zijn nooit afgesloten noch is klager behandeling geweigerd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie ziet geen reden om nadere medische gegevens op te vragen bij de p.i. waar klager momenteel verblijft omdat deze gegevens niet het medisch handelen door of namens de inrichtingsarts tijdens klagers verblijf in de p.i. Vught
betreffen.

Uit de nadere toelichting van de fysiotherapeut volgt dat klagers behandeling niet is beëindigd en dat hem geen behandeling is geweigerd. Uit de medische gegevens volgt en dit is ook door klager erkend dat hij zich, ondanks zijn stelling dat zijn
klachten aanhielden, niet opnieuw heeft gewend tot de inrichtingsarts.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen namens de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, dr. ing. C.J. Ruissen en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven