Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2705/GA, 7 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:07-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2705/GA

betreft: [klager] datum: 7 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 juli 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek de inrichting tijdelijk te mogen verlaten in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager is thans gedetineerd als gevolg van een herroeping van zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling. Formeel heeft klager de aan hem opgelegde
vrijheidsstraf in zijn geheel uitgezeten. De einddatum van klagers detentie is op 6 januari 2017. Er is dus sprake van een relatief beperkt strafrestant. Tot op heden heeft klager geen vrijheden genoten. Wat betreft het advies van het OM wijst klager
op
eerdere uitspraken van de beroepscommissie waarin is bepaald dat de aard en ernst van het delict geen zelfstandige weigeringsgrond kunnen opleveren voor verlofverlening. Een concrete onderbouwing ontbreekt verder. Aan klager zijn recent geen
disciplinaire straffen opgelegd. Verder neemt hij deel aan het plusprogramma. Nog afgezien van de gebrekkige motivering, is de beslissing van de directeur in strijd met het resocialisatiebeginsel als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Pbw.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts meent de directeur dat ook aan het advies van de politie de nodige waarde mag worden gehecht. De directeur verwijst naar zijn voor de beklagcommissie ingediende
verweerschrift. Er is geen sprake van een beperkt strafrestant. De afgewezen aanvraag betrof pas de tweede aanvraag van in totaal zes aanvragen. De uitgebreide motivering van het OM-advies is niet alleen gestoeld op de aard en de ernst van het
gepleegde
delict.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 12 maanden in verband met de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Aansluitend dient hij een vervangende hechtenis te ondergaan van 31 dagen op grond van de Wet Terwee. De
einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 6 januari 2017.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede aanvraag voor algemeen verlof. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie neemt hierbij het volgende in aanmerking.
Uit het advies van het OM komt een beeld van klager naar voren als van iemand die vanwege zijn lange delict geschiedenis al meerdere detentieperiodes achter de rug heeft. Gelet hierop, alsmede het feit dat sommige delicten in de proeftijd van eerdere
veroordelingen zijn gepleegd, heeft het OM kunnen aannemen dat sprake is van een hoog recidiverisico en dat klager zich niet aan afspraken zal houden. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie nog op dat bij het naderende einde van klagers detentie zijn belang om door middel van toegekende vrijheden zijn terugkeer in de maatschappij voor te bereiden toeneemt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 7 november 2016

secretaris voorzitter

Naar boven