Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3658/GB, 7 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:07-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/3658/GB

Betreft: [Klager] datum: 7 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.L.A.M. van Doveren, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 oktober 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 2 november 2016 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein ongegrond verklaard.

2. De feiten
Bij vonnis van 17 augustus 2016 heeft de voorzieningenrechter bepaald dat klager een hem opgelegde straf van zes maanden niet kan verrekenen met de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in een (andere) zaak waarin hij is
vrijgesproken.
Tevens heeft de voorzieningenrechter bepaald dat klager de gelegenheid moest worden geboden ten aanzien van de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf opnieuw de zelfmeldprocedure te volgen. De Staat der Nederlanden (de Staat) is tegen dit vonnis in
hoger beroep gegaan. Op 12 oktober 2016 is klager opgeroepen zich op 2 november 2016 te melden in de p.i. Nieuwegein voor het ondergaan van 162 dagen gevangenisstraf. Op 17 oktober 2016 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 27
oktober 2016 ongegrond is verklaard. Teneinde de behandeling van zijn beroep af te wachten is klager uitstel verleend van zijn melddatum. Op 31 oktober 2016 is klager opgeroepen zich op 8 november 2016 te melden in de p.i. Nieuwegein.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager meent dat de selectiefunctionaris er ten onrechte van uit gaat dat de inzet van het hoger beroep dat de Staat tegen het vonnis van de voorzieningenrechter van 17 augustus 2016 heeft ingesteld, enkel de wijze van oproeping voor de
zelfmeldprocedure betreft. De Staat heeft reeds een memorie van grieven ingediend. Het indienen van een memorie van antwoord staat gepland voor 15 november 2016. Klagers raadsman zal gelijktijdig met het indienen van de memorie van antwoord een
incidenteel appel instellen, waarmee hij het vonnis van de voorzieningenrechter van 17 augustus 2016 – wat de afwijzing van de hiervoor genoemde vordering tot verrekening betreft – aanvecht. De memorie van antwoord en het incidenteel appel zullen, na
aanvulling van de weerlegging van de grieven, op 15 november 2016 worden ingediend bij het gerechtshof Den Haag. Gelet op het door klagers raadsman in te dienen incidenteel appel is de stelling van de selectiefunctionaris dat de duur van de opgelegde
gevangenisstraf geen onderwerp van het geschil in hoger beroep is, volgens klager onjuist. Indien het op 15 november 2016 in te dienen incidenteel appel niet wordt betrokken bij de beoordeling van het beroep, meent klager dat hij geen rechtsmiddel meer
ontleent aan de Pbw, nu er in een dergelijk geval geen beslissing meer is waartegen bezwaar of beroep kan worden ingediend. Klager stelt dat het van noodzakelijk belang is dat het incidenteel appel wordt betrokken bij de beoordeling van het beroep.
Indien dit niet bij de beoordeling wordt betrokken, zou de behandeling van het hoger beroep tegen het vonnis van de voorzieningenrechter van 17 augustus 2016 volgens klager volstrekt illusoir worden, nu klager met ingang van 2 november 2016 in detentie
zal verblijven. Namens klager is verzocht te worden gehoord, voordat op het beroep zal worden beslist.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Nu de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voorop staat, wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden uitstel verleend. De selectiefunctionaris stelt dat zijn standpunt dat de duur van de opgelegde gevangenisstraf geen inzet van het
geding in hoger beroep is, is gebaseerd op een bericht van de officier van justitie van 25 oktober 2016. Hierin geeft de officier van justitie aan dat geen verrekening zal plaatsvinden, nu de voorzieningenrechter hierover reeds een beslissing heeft
genomen. Enkel de wijze van oproeping voor de zelfmeldprocedure zou in het hoger beroep ter discussie staan. Het openbaar ministerie (OM) is van oordeel dat de opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer dient te worden gelegd, als gevolg waarvan de
zelfmeldprocedure (wederom) in gang is gezet en klager op 12 oktober 2016 een oproep tot melden heeft ontvangen. De selectiefunctionaris meent voorts dat het voornemen een incidenteel appel in te stellen geen reden voor uitstel is, nu niet vaststaat of
het appel daadwerkelijk zal worden ingediend. Evenmin is duidelijk of klager hierin zal worden ontvangen. De behandeling van het in te dienen incidenteel appel kan volgens de selectiefunctionaris in detentie worden afgewacht. De selectiefunctionaris
meent dat de aan klager opgelegde gevangenisstraf – nu de voorzieningenrechter zijn verzoek tot verrekening heeft afgewezen – voor tenuitvoerlegging vatbaar is.

4. De beoordeling
4.1. Namens klager is verzocht te worden gehoord. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu dit niet is onderbouwd en zij zich aan de hand van de stukken in het dossier voldoende ingelicht acht op het beroep te beslissen.

4.2. De gevangenis van de p.i. Nieuwegein is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.3. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.4. Blijkens de stukken in het dossier heeft de Staat hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de voorzieningenrechter van 17 augustus 2016. Het hoger beroep ziet op de beslissing van de voorzieningenrechter klager onmiddellijk in vrijheid te
stellen en hem in de gelegenheid te stellen (alsnog) de zelfmeldprocedure te volgen. De hoogte van de aan klager opgelegde gevangenisstraf staat in hoger beroep niet ter discussie.

Voor zover namens klager in beroep is aangevoerd dat op 15 november 2016, gelijktijdig met het indienen van de memorie van antwoord, een incidenteel appel tegen de afwijzing van zijn hiervoor omschreven vordering tot verrekening zal worden ingesteld,
constateert de beroepscommissie dat dit appel ten tijde van het beroep nog niet is ingediend. De beroepscommissie streeft ernaar op het beroep te beslissen voor de datum waarop klager zich in de p.i. Nieuwegein dient te melden, zodat het indienen van
het incidenteel appel niet kan worden afgewacht.

Nu de voorzieningenrechter in haar vonnis van 17 augustus 2016 de genoemde vordering tot verrekening heeft afgewezen, heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat de aan klager opgelegde gevangenisstraf voor
tenuitvoerlegging vatbaar is. Hieraan doet niet af dat dit vonnis nog niet onherroepelijk is, temeer nu het hoger beroep van de Staat daartegen niet de door klager gevorderde verrekening omvat. Met het volgen van de zelfmeldprocedure heeft de
selectiefunctionaris gehoor gegeven aan voormeld vonnis. Gelet op het vorenoverwogene kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk
of
onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 7 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven