Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2167/TB, 4 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2167/TB

betreft: [klager] datum: 4 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Marjanovic, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 20 juni 2016 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 oktober 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad zijn klagers raadsvrouw, mr. S. Marjanovic, en namens de Staatssecretaris [...], gehoord. Klager heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te
zullen
verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar de Van der Hoeven Kliniek of FPC Oostvaarderskliniek afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 20 maart 2008 van het Gerechtshof Den Haag ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is op 30 december 2010 geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag (hierna:
Van Mesdag). Op 9 september 2014 is ten behoeve van klager een machtiging voor onbegeleid verlof verleend. Op 4 februari 2016 is klager tijdens een onbegeleid verlof ontvlucht. Op 8 februari 2016 heeft klager zich weer in de Van Mesdag gemeld. Op 26
april 2016 heeft klager verzocht om overplaatsing. De Staatssecretaris heeft dit verzoek bij brief van 20 juni 2016 afgewezen. Het beroep is hiertegen gericht.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De Van Mesdag stelt dat klager inmiddels op een afdeling verblijft die meer is toegerust op de behandeling van mensen met een autisme spectrum stoornis. De Van Mesdag heeft voorgesteld de verdere
behandeling vorm te geven op de huidige behandelunit en de resocialisatie vorm te geven elders in het land, vanaf de fase dat klager in aanmerking komt voor transmuraal verlof. Klager is het hier niet mee eens. De resocialisatie start al bij het
begeleid en onbegeleid verlof. Klager wil zijn verloven al in de regio waar hij verder zal resocialiseren genieten. Dat helpt hem bij het opbouwen van een netwerk en het vinden van een dagbesteding buiten de inrichting. Klager kan het jaar waarin hij
geen verloven kan genieten vanwege de onttrekking nuttig besteden door in de inrichting in de regio van resocialisatie een behandelrelatie op te bouwen. Door de onttrekking vreest klager dat de relatie met de behandelaars in de Van Mesdag is geschaad,
waardoor het herstel van vertrouwen lang gaat duren.
Klager heeft het idee dat door de onttrekking het vertrouwen bij de inrichting niet terugkomt. Klager kan geen concrete voorbeelden noemen. De inrichting was zeer teleurgesteld. Hij wil graag resocialiseren in de regio van vestiging. Zijn familie woont
in Flevoland. Zij spreken elkaar onderling wel, maar het contact is wat verwaterd. Het traject waarbij onderzoek is gedaan naar de onttrekking is afgerond. Nu vindt er geen enkele behandeling plaats.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Klager heeft zich ingezet voor de behandeling, hield zich goed aan de afspraken en praktiseerde enige tijd onbegeleide verloven die naar wens verliepen en
stapsgewijs werden uitgebreid. Klager heeft zich echter op 4 februari 2016 onttrokken aan het toezicht, waardoor de verlofmachtiging is komen te vervallen en klager is teruggeplaatst naar zijn eerdere behandelafdeling. Klager is mogelijk overvraagd
geweest. Hij is overgeplaatst naar een afdeling voor patiënten met een autisme spectrum stoornis (ASS). Daar komt hij tot rust, de spanningen en druk van de resocialisatie zijn afgenomen. Klager ervaart zijn verblijf op de huidige unit als prettig. De
huidige structuur en bejegening is gericht op zijn ASS-problematiek. De inrichting verwacht dat er meer zicht komt op zijn pathologie. Mogelijk zal worden gestart met medicatie; de kliniek acht een resocialisatietraject waarbij rekening wordt gehouden
met de ASS-problematiek haalbaar. Er is derhalve nog steeds sprake van een behandeling en de inrichting ziet geen behandelinhoudelijke reden om klager over te plaatsen naar een andere inrichting. Aan een overplaatsing kleven nadelen. Het zal voor
onnodige vertraging in het behandeltraject zorgen. Klager kan niet specifiek aangeven waarom hij in de regio Utrecht/Almere wil resocialiseren. Het contact met zijn netwerk is minimaal. Na afronding van de behandeling is het wel mogelijk de
resocialisatie elders vorm te geven middels een overplaatsing naar een FPA op het moment dat transmuraal verlof aan de orde is.
De onttrekking kwam onverwachts en leidde tot teleurstelling bij de behandelaren. De inrichting heeft echter het beste met klager voor en is positief over het verdere verloop van de behandeling. De inrichting wil vanuit de huidige afdeling de
resocialisatie opnieuw opstarten.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager heeft naar het oordeel van de beroepscommissie geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden beslissing heeft mogen komen. De
beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat er volgens de Van Mesdag geen behandelinhoudelijke redenen zijn om klager naar een andere inrichting over te plaatsen. Klager is na zijn onttrekking in februari 2016 tijdens onbegeleid verlof intern
overgeplaatst naar een afdeling die gespecialiseerd is in de behandeling en bejegening van patiënten met ASS-problematiek. Vanuit deze afdeling ziet de Van Mesdag mogelijkheden klager te resocialiseren, waarbij overplaatsing naar een inrichting in de
regio van vestiging volgens de inrichting pas aan de orde kan zijn indien klager in aanmerking komt voor transmuraal verlof. De Staatssecretaris heeft zich daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een voortijdige overplaatsing naar
een
andere inrichting tot onnodige vertraging in de behandeling zal leiden. Nu klager ook geen concrete aspecten heeft kunnen noemen die zijn vrees dat de behandeling in de Van Mesdag niet voorspoedig zal verlopen ondersteunen, weegt het belang de
behandeling in de Van Mesdag voort te zetten zwaarder dan klagers wens reeds nu te worden overgeplaatst. De beslissing van de Staatssecretaris kan derhalve bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter,
mr. C.F. Korvinus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 4 november 2016

secretaris voorzitter

Naar boven