Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2816/GB, 2 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:02-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/2816/GB

Betreft: [klager] datum: 2 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.J.M.J. Damen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 augustus 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar een andere gevangenis dan de gevangenis van de locatie Esserheem te Veenhuizen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 22 februari 2013 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Esserheem. Op 11 juli 2016 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, waar een regime van beperkte gemeenschap
geldt. Vanuit de p.i. Lelystad is klager vervolgens op 11 juli 2016 overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zoetermeer, waar eveneens een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager ontkent betrokken te zijn geweest bij het geweldsincident dat aanleiding was voor zijn overplaatsing. Uit het verslag van de betreffende penitentiair inrichtingswerker (p.i.w.-er) kan volgens hem op geen enkele wijze die (directe) betrokkenheid
worden afgeleid. Gelet daarop is de selectiebeslissing onvoldoende gemotiveerd. De tweede door de selectiefunctionaris aangevoerde grond kan voor klager ook geen grond opleveren voor overplaatsing. Een futiliteit als het niet eens zijn met een
scheidsrechterlijke beslissing kan geen grondslag zijn. Als dat wel zo zou zijn, zou DV&O dag en nacht mensen moeten vervoeren voor overplaatsingen, aldus klager. Klager merkt daarbij nog op dat dit voorval niet met hem is besproken en hij zijn kant
van
het verhaal nog niet heeft kunnen vertellen. Voor zover klager al een opmerking heeft gemaakt over de betreffende p.i.w.-er, had hij daar geen negatieve intentie bij. Het enkel reageren op een scheidsrechterlijke beslissing, zonder daarbij bedreigende
of beledigende woorden te gebruiken, staat in geen verhouding tot de zware sanctie van overplaatsing. Dat geldt zeker nu daarbij geen rekening is gehouden met klagers persoonlijke situatie. Zijn partner heeft de nodige fysieke klachten en is – om hem
te
kunnen bezoeken – verhuisd naar de regio Groningen. Nu klager is overgeplaatst naar Zoetermeer kan zij hem onmogelijk nog bezoeken. Klagers overplaatsing is, ook gelet daarop, naar zijn mening disproportioneel. Klager stelt dat de in de beslissing op
het bezwaarschrift genoemde vermeende betrokkenheid van klager bij de handel in contrabande, niet eerder ter sprake kwam . Uit het selectieadvies kan niet blijken dat er daadwerkelijk sprake is van een concrete verdenking jegens klager. Er is slechts
sprake van de verklaring van een medegedetineerde, welke overigens niet op zijn juistheid is geverifieerd, aldus klager. Ten slotte wordt namens klager nog gemeld dat de selectiefunctionaris in zijn beslissing op geen enkele wijze rekening heeft
gehouden met klagers voorkeur voor een inrichting. Door hem te plaatsen in Lelystad en vervolgens Zoetermeer, is hem de mogelijkheid van bezoek van zijn familie ontnomen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Primair wordt verwezen naar de gronden als vermeld in de beslissing op het bezwaarschrift. Klager heeft zich in eerste instantie, na zijn binnenkomst in de inrichting in augustus 2014, positief gedragen. Op 2 juli 2016 heeft zich een incident
voorgedaan
waarbij een medegedetineerde is geslagen. Klager is daarvoor op 6 juli 2016 in afzondering geplaatst. Op 3 juli 2016 heeft hij een dreigende/intimiderende opmerking gemaakt jegens een personeelslid. Daarnaast kreeg de directeur te horen dat er mogelijk
sprake was van een georganiseerde handel in contrabande met name in en rond de afdeling van klager en de medegedetineerden waarmee hij veel optrekt. Op het moment dat klager in afzondering werd geplaatst, leek volgens rapportage sprake te zijn van een
meer rustige situatie in de inrichting, aldus de toelichting van de selectiefunctionaris. Naar aanleiding van deze informatie was de selectiefunctionaris van mening dat een langer verblijf binnen de p.i. Veenhuizen niet langer wenselijk was. Er is
volgens de selectiefunctionaris geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het selectieadvies.
Klager is in eerste instantie overgeplaatst naar de p.i. Lelystad, een inrichting binnen redelijke reisafstand van zijn familie. Hij kon, naar wordt gesteld, daar echter uit veiligheidsoverwegingen niet verblijven en is vervolgens (door)geplaatst naar
de locatie Zoetermeer. Klager heeft in Zoetermeer (ten tijde van de reactie van de selectiefunctionaris) nog geen bezoek van zijn familie ontvangen. Hij kan uiteraard een verzoek tot overplaatsing doen, dan wel vragen om incidenteel verlof als zijn
levenspartner niet in staat zou zijn hem te bezoeken.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Zoetermeer is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris, waaronder begrepen de selectieadviezen van de directeur van de locatie Esserheem en de directeur van de p.i. Lelystad, komt naar voren dat er signalen waren dat door klagers aanwezigheid in de
locatie Esserheem de orde, rust en veiligheid aldaar in het gedrang kwamen. Om die reden heeft de directeur van de locatie Esserheem om klagers overplaatsing verzocht.

Het selectieadvies berust kennelijk op diverse bronnen.
De inhoud van het selectieadvies, waaronder de vermelde disciplinaire straffen en maatregelen, worden niet dan wel onvoldoende betwist.
In het beroepsschrift en in de nadere toelichting worden de in de rapportages vermelde incidenten waarbij klager direct of indirect betrokken is geweest niet voldoende betwist nu die incidenten en de betrokkenheid van klager onbeduidend worden genoemd
en onvoldoende redengevend voor de beslissing tot overplaatsing.

De beroepscommissie overweegt dat er geen aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de in het dossier gevoegde informatie. Daarbij overweegt de beroepscommissie dat elk van de – door klager aangevallen – gronden afzonderlijk mogelijk als te weinig
zwaarwegend zou kunnen worden beoordeeld, maar dat een en ander in samenhang bezien de wens van de directeur van de locatie Esserheem om klager over te doen plaatsen naar een andere inrichting, begrijpelijk maakt.
De beroepscommissie acht derhalve de beslissing om klager vervolgens vanuit de locatie Esserheem over te plaatsen naar de p.i. Lelystad, daarbij gelet op de hiervoor onder 3.2 genoemde gronden, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet
onredelijk of onbillijk.

De vraag die vervolgens beoordeeld moet worden is of de (aansluitende) overplaatsing naar de locatie Zoetermeer als redelijk en billijk kan worden aangemerkt.
De beroepscommissie constateert dat de veiligheidsredenen die volgens de selectiefunctionaris noopte tot doorplaatsing van p.i. Lelystad naar Zoetermeer niet zijn onderbouwd c.q. toegelicht. Uit het beroepschrift, maar ook uit de reactie van de
selectiefunctionaris komt wel duidelijk naar voren dat klagers partner, waarvan niet is weersproken dat deze fysieke beperkingen heeft en juist om die reden dicht bij de plaats waar klager verbleef is gaan wonen, klager in Zoetermeer niet kan bezoeken.
Nu de selectiefunctionaris dit had kunnen voorzien, had het meer voor de hand gelegen om te bezien of er geen mogelijkheid was klager te plaatsen in een inrichting dichter bij de woonplaats van klagers partner. De mededeling dat klager om overplaatsing
dan wel incidenteel verlof kan verzoeken geeft er onvoldoende blijk van dat ook rekening is gehouden met klagers belangen.

4.4. De bestreden beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom niet in stand blijven en aan de selectiefunctionaris zal opdracht worden gegeven om, met inachtneming van deze uitspraak, binnen twee weken na ontvangst van deze uitspraak een
nieuwe
beslissing te nemen.

4.5. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep deels gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven