Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1938/GA, 8 januari 2003, beroep
Uitspraakdatum:08-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1938/GA

betreft: [klager] datum: 8 januari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 19 september 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 16 september 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, voorzover deze de vaststelling van een tegemoetkoming betreft,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft een tegemoetkoming vastgesteld in de vorm van een telefoonkaart ter waarde van € 10,-, vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende een schending van het recht op een dagprogramma waarintenminste 43 uur per week aan activiteiten worden geboden, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft is het beroep als volgt toegelicht. De tegemoetkoming is te gering omdat klager gedurende zes weken twintig uur te weinig aan activiteiten aangeboden heeft gekregen. Een tegemoetkoming in de vorm van een telefoonkaartter waarde van € 10,= komt in dat geval neer op een tegemoetkoming van ongeveer € 0,08 per uur. Verder geeft klager aan dat hij ten tijde van het indienen van het beroepschrift nog steeds te weinig uren aan activiteiten aangebodenkrijgt.

De directeur heeft, hoewel hem daarom is verzocht, zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming niet kenbaar gemaakt.

3. De beoordeling
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Alsmaatstaf daarvoor kunnen dienen het eventueel gederfde loon en de gemiste faciliteiten.

Genoemd ongemak bestond voor klager uit een schending van het recht op een dagprogramma van 78 uur per week, doordat hij per week minder dan 43 uren aan activiteiten aangeboden heeft gekregen.

De beroepscommissie overweegt daarbij dat slechts een tegemoetkoming kan worden toegekend voor het ongemak zoals dat is geleden. De periode waarover tegemoetkoming wordt toegekend vangt aan op het moment van indiening van hetklaagschrift en eindigt op het moment van de beslissing van de beklagrechter. Voor zover eerdergenoemde schending ook na de uitspraak van de beklagcommissie heeft voortgeduurd, dient klager daartegen opnieuw in beklag te gaan.
Gelet op de aard en duur van de vastgestelde schending van klagers recht op een dagprogramma van tenminste 78 uur per week, acht de beroepscommissie de beslissing van de beklagcommissie niet juist. De beroepscommissie zal daarom,gelet op het voorgaande, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en een nieuwe tegemoetkoming vaststellen. Bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming houdt de beroepscommissie er rekening mee dat het arbeidsloonsteeds is doorbetaald, ook in de periode dat er geen arbeid werd aangeboden. Zij zal daarom aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 40,=

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 8 januari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven