Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2875/GB, 26 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:26-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/2875/GB

Betreft: [Klager] datum: 26 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.O.A.N. de Vries, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 augustus 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 13 juni 2014 gedetineerd. Hij verbleef in de Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD) van de p.i. Nieuwegein. Op 5 augustus 2016 is hij in het PPC van de p.i. Vught geplaatst, waar een individueel regime geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft een gokverslaving. Als gevolg hiervan heeft hij geen huisvesting, inkomen en dagbesteding en zijn schulden ontstaan. Teneinde zijn problemen te vergeten vervalt klager in zijn verslaving van gokken, alcohol- en druggebruik. Hij heeft de
aan
hem opgelegde maatregel van plaatsing in een ISD aanvaard zodat hij de negatieve neerwaartse spiraal kan doorbreken. Klager verbleef tot voor kort in het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) Roosenburg te Den Dolder waar hij werd behandeld voor zijn
verslavingsproblematiek. Vanwege zijn verslavingsproblematiek is klager echter niet op een correcte wijze omgegaan met de hem toegekende vrijheden, als gevolg waarvan hij is teruggeplaatst in de p.i. Nieuwegein. Klager is in de p.i. Nieuwegein in een
regime van beperkte gemeenschap geplaatst, waar geen forensische zorg is geïndiceerd en niet wordt gewerkt aan klagers resocialisatie. Hij bevindt zich hierdoor in een uitzichtloze situatie, zodat hij na afloop van de aan hem opgelegde ISD-maatregel
wederom geen huisvesting, inkomen en dagbesteding zal hebben. Uit forensisch onderzoek is niet gebleken dat naast klagers verslavingsproblematiek sprake is van een psychiatrische stoornis of persoonlijkheidsproblematiek. Het incident van 2 augustus
2016, waarbij klager brand zou hebben gesticht in zijn cel, kan klager zich niet herinneren. Nadat klager voor dit incident disciplinair is gestraft, is hij niet door de afdelingspsycholoog onderzocht, zodat niet alsnog een psychiatrische stoornis of
persoonlijkheidsproblematiek is vastgesteld. Voorts staat dit incident los van klagers verslavingsproblematiek. Klager meent derhalve dat de indicatiestelling van de psycholoog niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Hij meent dat het onvoldoende
aannemelijk is dat sprake is dusdanige problematiek dat forensische zorg is geïndiceerd. Klager stelt dat in het PPC van de p.i. Vught niet aan zijn resocialisatie wordt gewerkt en dat hij geen dagbesteding heeft. De enige verandering is volgens hem
dat
zijn medicatie is verhoogd. Klager wenst in de ISD van de p.i. Almere te worden geplaatst, nu deze inrichting volgens hem veel aandacht heeft voor het re-integratietraject van stelselmatige daders en ex-gedetineerden intensief begeleidt bij het
re-integreren in de samenleving. Klager stelt dat in de p.i. Nieuwegein en in het PPC van de p.i. Vught geen goede aansluiting tussen justitiële en maatschappelijke voorzieningen is, terwijl dit volgens hem essentieel is teneinde te voorkomen dat hij
na
afloop van zijn ISD-maatregel opnieuw in de hiervoor beschreven neerwaartse spiraal belandt.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Nieuwegein komt naar voren dat klager op 2 augustus 2016 de rookmelder in zijn cel kapot heeft gemaakt alvorens zijn matras in brand te steken. Nadat hij het vuur op aanwijzing van het
inrichtingspersoneel had gedoofd, heeft hij zijn matras en gordijnen opnieuw in brand gestoken. Uit gedragsdeskundige informatie komt naar voren dat klagers gedrag niet te hanteren is binnen de p.i. Nieuwegein. Door een psycholoog van het Nederlands
Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) is een indicatiestelling voor plaatsing in een PPC gegeven, als gevolg waarvan klager in het PPC van de p.i. Vught is geplaatst. Hier ontvangt klager volgens de selectiefunctionaris de zorg
en
begeleiding die hij nodig heeft.

4. De beoordeling
4.1. Het PPC van de p.i. Vught is een gevangenis voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In
het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een
regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.3. In het selectieadvies van de directeur van de p.i. Nieuwegein is beschreven dat klager sinds zijn binnenkomst afwijkend gedrag vertoont. Genoemd wordt dat klager nalaat de deur te sluiten wanneer hij zijn behoefte doet, dat klager naakt over de
afdeling loopt en dat hij onaangepast gedrag vertoont, waarbij hij zich niet lijkt te realiseren dat zijn gedragingen onacceptabel zijn in normale omstandigheden. De forensisch psychiater heeft op 10 maart 2014 geconcludeerd dat de aanwezigheid van
psychiatrische problematiek, evenals eventuele persoonlijkheidsproblematiek, niet is uit te sluiten. In de indicatiestelling van 3 augustus 2016 is door de psycholoog van het NIFP beschreven dat het contact tussen klager en medegedetineerden, alsmede
tussen klager en het inrichtingspersoneel, stroef verloopt, en dat pogingen klager te motiveren voor een behandeltraject vastlopen zodra van klager inzet en/of initiatief wordt verwacht. De psycholoog vermoedt dat hieraan onderliggende problematiek ten
grondslag ligt, als gevolg waarvan externe klinische plaatsing is geïndiceerd. Klagers plaatsing in het FPC Roosenburg is niet succesvol gebleken, nu klager zich heeft onttrokken aan zijn behandeling en alcohol heeft genuttigd, alsmede cocaïne heeft
gebruikt. Na een incident op 2 augustus 2016, waarbij klager de rookmelder in zijn cel kapot heeft gemaakt alvorens zijn matras in brand te steken, waarna hij (verkapte) dreigementen heeft geuit, wordt zijn gedrag in de p.i. Nieuwegein niet langer
werkbaar geacht.

4.4. De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers persoonlijkheid en gedrag verstrekte gegevens, zoals weergegeven in het selectieadvies van de directeur van de p.i. Nieuwegein en de indicatiestelling van 3 augustus 2016, in redelijkheid kunnen
aanmerken als een contra-indicatie voor een (langer) verblijf in een regime van beperkte, dan wel algehele gemeenschap, zodat de beslissing klager te plaatsen in het PPC van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt, niet onredelijk of onbillijk
is. Gelet hierop kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 26 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven