Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3275/GV, 25 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:25-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3275/GV

betreft: [klager] datum: 25 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.F.M. van Osta, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 september 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager stelt zich op het standpunt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor algemeen verlof, terwijl eventuele weigeringsgronden niet van toepassing zijn. Klagers belang op een goede terugkeer in de
samenleving zou daarom zwaarder hebben moeten wegen. Klager heeft tijdens de afgelopen drie maanden slechts één keer positief gescoord op het gebruik van softdrugs. Hiervoor is klager toen ook disciplinair gestraft. Klager weet niet van een tweede
positieve uitslag op het gebruik van softdrugs. De conclusie dat klager gefraudeerd zou hebben bij de urinecontrole van 20 augustus 2016, is niet juist. Toen werd de gedetineerden geadviseerd veel te drinken in verband met de hitte in de inrichting.
Het
is een feit van algemene bekendheid dat dit kan leiden tot een verlaging van het kreatininegehalte. Voor klagers detentie zou sprake zijn geweest van cannabisafhankelijkheid en fors alcoholgebruik. Klager heeft echter gedurende lange tijd gedetineerd
gezeten. Vóór detentie betekent dus ongeveer 10 jaar geleden. De adviezen waaruit hier is geput, zijn in ieder geval niet meer actueel. Het verlof is, zo ziet klager het, uiteindelijk afgewezen in verband met één positieve score op softdrugsgebruik. Op
basis van het Drugsontmoedigingsbeleid zou in een geval als het onderhavige het verlof voor de helft ingetrokken kunnen worden. Het beroep moet daarom gegrond worden verklaard en klager zou alsnog verlof verleend moeten krijgen of een financiële
tegemoetkoming moeten krijgen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Blijkens het selectieadvies is bij klager sprake geweest van twee positieve uitslagen van urinecontroles op respectievelijk 15 en 27 augustus 2016. Daarnaast scoorde klager op 20 augustus 2016 te laag op het kreatininegehalte bij een urinecontrole.
Niet
duidelijk is waarom in slechts één geval een sanctie is gevolgd. Op grond van die uitslagen kan de selectiefunctionaris evenwel niet garanderen dat het verlof niet zal leiden tot gebruik van verdovende middelen, hetgeen een weigeringsgrond voor verlof
is. Nu klager meermalen positief heeft gescoord bij een urinecontrole en één keer wordt verdacht van fraude bij een urinecontrole, is ook de weigeringsgrond van het zich niet kunnen houden aan afspraken van toepassing. Daarnaast heeft klager zich
eerder, tijdens zijn voorwaardelijke invrijheidstelling, schuldig gemaakt aan het plegen van een strafbaar feit, op grond waarvan die invrijheidstelling met 90 dagen is herroepen. Ook dat, het gevaar voor herhaling, levert een weigeringsgrond op voor
verlof. Klagers re-integratie dient op een geleidelijke en verantwoorde manier vorm te worden gegeven. Er is thans nog geen aanleiding voor een positieve beslissing op klagers verzoek om algemeen verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel heeft positief geadviseerd op de verlofaanvraag, met dien verstande dat het verlof zou moeten worden beperkt tot 30 uren.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft te kennen gegeven dat klager zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden verbonden aan een voorwaardelijke invrijheidstelling en dat op grond daarvan negentig dagen van die
invrijheidstelling zijn herroepen. Klager zouden daarom voldoende kansen geboden zijn, die hij niet heeft willen benutten. De officier adviseert daarom negatief.
De politie heeft zich onthouden van het geven van een advies.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een thans gevangenisstraf van negentig dagen wegens herroeping van negentig dagen gevangenisstraf van een eerdere voorwaardelijke invrijheidsstelling.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal één verlofaanvraag indienen.

Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris, waaronder begrepen de adviezen van de directeur van de p.i. waar klager verblijft, en van de officier van justitie, komt naar voren dat gevreesd wordt dat klager tijdens een verlof (soft)drugs zal
gebruiken of (een of meer) misdrijven zal plegen. Uit de rapportage van de inrichting komt naar voren dat klager korte tijd voorafgaand aan het indienen van het verzoek om algemeen verlof tot drie keer toe bij een urinecontrole een zodanige score heeft
vertoond, dat dit bedenkingen voor het verlenen van verlof kan opleveren. Om die reden heeft de directeur geadviseerd in klagers geval te volstaan met de helft van de wettelijk toegestane verlofduur. Indien en voor zover dit de enige grond zou zijn
voor
afwijzing van het verlof, zou klager een punt hebben gehad door zijn verwijzing naar het advies van de directeur en het (landelijk geldende) drugsontmoedigingsbeleid.
In klagers geval weegt echter ook mee dat hij nog onlangs – na een eerdere voorwaardelijke veroordeling – met een geladen wapen in zijn auto is aangetroffen, hetgeen tot zijn huidige detentie heeft geleid. Gelet op die omstandigheid kon en mocht de
Staatssecretaris ook de vrees voor herhaling van het plegen van een strafbaar feit meewegen.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie voor verlofverlening vormen en dat deze, ondanks het positieve advies van de directeur, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de
beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven