Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1911/GA, 25 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:25-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1911/GA

betreft: [klager] datum: 25 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zoetermeer,

gericht tegen een uitspraak van 30 mei 2016 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek om incidenteel verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klager een tegemoetkoming toegekend van
€ 25,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Het beklag ziet erop dat klager geen toestemming is gegeven afscheid van zijn overleden oom te nemen en diens begrafenis bij te wonen. Toen klager met dat verzoek bij de casemanager kwam, zijn met hem de mogelijkheden besproken. Nu het zijn oom betrof
(en niet een eerste- of tweedegraads familielid), was gelet op de bepalingen van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting incidenteel verlof niet mogelijk. Voor klager is daarom strafonderbreking aangevraagd. Het verzoek om incidenteel verlof
is
derhalve in die zin gewijzigd en daarom is geen sprake geweest van een afwijzing van een dergelijk verzoek. Het verzoek om strafonderbreking is gezonden aan de selectiefunctionaris, die dat verzoek op 31 maart 2016 heeft afgewezen. Gelet op hetgeen de
directeur naar voren brengt, zou het beroep gegrond moeten worden verklaard en moet klager, nu geen sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Pbw, alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat geen sprake is geweest van een beklagwaardig niet beslissen op een verzoek om incidenteel verlof. Duidelijk is immers dat de casemanager met klager heeft bekeken wat voor klager de beste verlofmogelijkheid was om
hem in staat te stellen afscheid te nemen van zijn overleden oom en om aanwezig te kunnen zijn bij diens uitvaart. Daarbij is (zo verstaat de beroepscommissie) aan klager en diens advocaat meegedeeld dat klager niet in aanmerking kwam voor incidenteel
verlof, maar dat bij de selectiefunctionaris een verzoek om strafonderbreking zou worden ingediend. Dat laatste is ook daadwerkelijk gebeurd en de selectiefunctionaris heeft het verzoek op 31 maart 2016 afgewezen. Tegen die beslissing is door of
namens
klager geen beroep ingesteld.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en moet klager alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven