Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2198/GA en 16/2385/GA, 2 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:02-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 16/2198/GA en 16/2385/GA

betreft: Klager datum: 2 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen twee uitspraken van 24 juni 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden, betreffende:
a. het aanbieden van een dagprogramma dat maar 38,5 uur aan activiteiten biedt (16/2198/GA);
b. het insluiten tijdens de voor de arbeid bestemde uren gedurende de periode dat klager op de wachtlijst voor de arbeid is geplaatst terwijl klager gedeeltelijk arbeidsongeschikt is (16/2385/GA),

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder a. en heeft het beklag onder b. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Leeuwarden in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
Anders dan de directeur acht de beroepscommissie het beroep ontvankelijk. Weliswaar houdt artikel 69, eerste lid, van de Pbw in dat het beroepschrift met redenen is omkleed, maar enig rechtsgevolg verbindt de wet daaraan niet. In de rechtspraak van de
beroepscommissie wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard indien de directeur of een advocaat na daartoe te zijn uitgenodigd het beroep niet nader toelichten. Een dergelijk geval doet zich hier niet voor.

a.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

b.
Klager heeft gedurende drie weken op de wachtlijst gestaan en is in die periode gedurende de voor de arbeid bestemde tijd ingesloten geweest.

Ingevolge het bepaalde in artikel 47 van de Pbw hebben gedetineerden recht op deelname aan de in de inrichting beschikbare arbeid. Op de directeur rust derhalve de verplichting om voldoende arbeid in de inrichting te realiseren. Dat in de inrichting
een
wachtlijst gehanteerd wordt voor de periode dat niettemin onvoldoende arbeid beschikbaar is en dat vervolgens de gedetineerde die op de wachtlijst staat wordt ingesloten als er geen of onvoldoende personeel op de afdeling aanwezig kan zijn tijdens de
voor de arbeid gereserveerde tijd, merkt de beroepscommissie niet aan als onredelijk of onbillijk.

Naar het oordeel van de beroepscommissie dient evenwel zowel de termijn dat de gedetineerde op de wachtlijst staat, als de termijn waarbinnen hij tevens wordt ingesloten, te worden begrensd.

De termijn waarbinnen de gedetineerde op de wachtlijst staat en tegelijkertijd wordt ingesloten gedurende de voor arbeid gereserveerde tijd, dient in redelijkheid te zijn begrensd en wel tot een periode van twee weken, behoudens in geval van
uitzonderlijke omstandigheden, waarvan niet is gebleken. Indien na ommekomst van deze periode het de directeur niet is gelukt voldoende arbeid te realiseren, is de beroepscommissie van oordeel dat insluiten als gevolg van het ontbreken van voldoende
arbeid, als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. Op de directeur rust alsdan de verplichting voor een alternatief voor insluiting zorg te dragen. Nu klager drie weken ingesloten heeft gezeten, terwijl hij op de wachtlijst stond, moet deze
periode voor zover deze de termijn van twee weken overschrijdt derhalve als onredelijk en onbillijk worden beschouwd. Het beroep zal derhalve in zoverre gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag
zal alsnog gegrond worden verklaard. Daar de bovengenoemde termijn van twee weken met een week is overschreden, zal na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 18,75.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L.S. Rietdijk, secretaris, op 2 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven