Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3518/SGA en 16/3520/SGA, 18 oktober 2016, schorsing
Uitspraakdatum:18-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/3518/SGA en 16/3520/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 18 oktober 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschriften, ingediend door mr. mr. J-L.A.M. Le Cocq
d’Armandville, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Hoogvliet te Rotterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissingen van de directeur van voormelde inrichting, inhoudende:

- een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, ingaande op 14 oktober 2016 om 8.30 uur en eindigend op 17 oktober 2016 om 8.30 uur, wegens een positieve uitslag bij een
urinecontrole
op cocaïne en het in het bezit hebben van een stuk zilverpapier waaruit drugsgebruik door verzoeker bleek (16/3520/SGA) en

- de beslissing verzoeker – vanuit de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) – ter herselectie te plaatsen in het h.v.b. van de locatie Hoogvliet (16/3518/SGA).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de klaagschriften van 14 oktober 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 18 oktober 2016.

1. De beoordeling

16/3520/SGA:
Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de opgelegde disciplinaire straf afliep op 17 oktober 2016 om 8.30 uur.
Nu de beslissing tot oplegging van de bestreden disciplinaire straf niet meer ten uitvoer wordt gelegd, zal het verzoek niet meer tot het door verzoeker beoogde resultaat kunnen leiden. Verzoeker heeft daarom geen belang meer bij een toewijzing van het
verzoek zodat het verzoek daarom moet worden afgewezen.

16/3518/SGA:
Ingevolge artikel 15, eerste en derde lid, van de Pbw is de selectiefunctionaris belast met de plaatsing of overplaatsing van de personen ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen of vrijheidsbenemende maatregelen is gelast.

Uit de stukken volgt dat verzoeker rond 14 oktober 2016 vanuit de z.b.b.i. ter herselectie is geplaatst in het h.v.b. van de locatie Hoogvliet. Uit telefonische inlichtingen ingewonnen door de secretaris bij het Bureau Selectiefunctionarissen is naar
voren gekomen dat de selectiefunctionaris geen beslissing tot terugplaatsing heeft genomen. Anderszins is evenmin gebleken van een beslissing van de selectiefunctionaris tot plaatsing van verzoeker in het h.v.b. Nu de selectiefunctionaris – en niet
directeur – gelet op artikel 15 van de Pbw bevoegd was te beslissen tot plaatsing van verzoeker in het h.v.b. en van enige andere wettelijke grondslag voor de kennelijke, daartoe strekkende beslissing van de directeur niet is gebleken, acht de
voorzitter termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek. Hij zal de beslissing tot (terug)plaatsing van verzoeker in het h.v.b. van de locatie Hoogvliet dan ook schorsen.

2. De uitspraak

16/3520/SGA:
De voorzitter wijst het verzoek af.
16/3518/SGA:
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur.

Aldus gedaan door mr. J.W. Rijkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 18 oktober 2016

secretaris voorzitter

Naar boven