Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1599/GA, 21 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:21-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1599/GA

betreft: Klager datum: 21 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.A.G. Hiddink, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 mei 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek, voor zover daarbij aan klager geen tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Achterhoek in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming toegekend, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan de arbeid voor de duur van veertien dagen wegens het stoppen met arbeid, ingaande op
27 januari 2016, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. Klager heeft wel degelijk nadeel ondervonden. Het feit dat klager ondanks de waarschuwing van de werkmeester is teruggekeerd naar zijn afdeling met als
gevolg dat hij zijn baan als schoonmaker is kwijtgeraakt, houdt niet in dat klager niet meer wilde deelnemen aan de arbeid. Klager heeft ook nooit aangegeven dat hij wilde stoppen met het verrichten van arbeid. Indien de ordemaatregel niet was
opgelegd,
had klager de volgende dag weer kunnen deelnemen aan de arbeid in de functie van arbeider op de zaal. Klager had dan ook het bijbehorende loon ontvangen.

De directeur heeft meegedeeld dat hij niets heeft toe te voegen aan de uitspraak van de beklagcommissie.

3. De beoordeling
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met het oordeel van de beklagcommissie geen tegemoetkoming toe te kennen. Met klager is de beroepscommissie van oordeel dat klager nadat hij op 27 januari 2016 terug is gegaan naar de afdeling met als gevolg
dat hij zijn baan als schoonmaker zou verliezen, niet zonder meer heeft aangegeven dat hij wilde stoppen met het verrichten van arbeid in het algemeen. Gedurende de ten onrechte opgelegde ordemaatregel heeft klager dus nadeel ondervonden en wel in die
zin dat hij geen werkzaamheden heeft kunnen verrichten en derhalve ook geen inkomsten heeft kunnen genereren. De beroepscommissie zal klager dan ook een tegemoetkoming toekennen ter compensatie en ter hoogte van de misgelopen inkomsten.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,40.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L.S. Rietdijk, secretaris, op 21 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven